Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Dag, lief kerkgebouw

Alain staat stil bij de vele bijzondere Godshuizen die we hebben geërfd van voorgaande generaties. Kerkgebouwen verdwijnen in rap tempo en de exemplaren die blijven staan worden ingevuld met allerhande praktische functies. Beseffen we wel wat we in handen hebben?

Deel:

Noem het beroepsdeformatie, maar mijn stedentrips in eigen land voerden me deze zomer langs veel gewijde gebouwen. Ik overnachtte in een voormalig klooster, bekeek kunst in drie andere kloosters, zag een modetentoonstelling in een grote kerk en dineerde in een voormalig Godshuis. Bijna allemaal mooie belevingen, en de schoonheid en hardnekkige restjes heiligheid in de gebouwen werkten daar zeker aan mee. We mogen de bouwers van weleer dankbaar zijn, terwijl we hun arbeid soms een beetje beledigen door er ordinaire eet-, drink- en slaapgelegenheden van te maken.

Markt boven religie

We staan te weinig stil bij de betekenis van onze kerkgebouwen. Er wordt bijvoorbeeld vrijwel nooit meer een nieuwe kerk neergezet in Nederland. Gemeenten worden genoeg gesticht, maar kerkelijke nieuwbouw? Zeer zeldzaam, en als het er is, staat de nieuwe tempel aan de rand van de woonplaats en niet meer in het centrum. Kijk naar mijn geboorteplaats Rotterdam: de Laurenskerk rees na het Duitse bombardement in 1940 wonderwel op uit het puin. Maar daar bleef het bij, want het monument staat onopvallend ingepakt tussen poffertjeskramen en schoenenwinkels, en fungeert hooguit nog als tussenstop op de weg naar het echte werk, de Markthal.

De maatschappij heeft de markt boven religie verkozen, en dat toont zich in de moderne stedenbouw. Begrijpelijk.

Gehecht aan ons heiligdom

Intussen is het kerkgebouw overal waar ik kom onderwerp van gesprek. Een collega van me denkt regelmatig mee met commissies over de herbestemming van een in onbruik geraakte kerk. Volgens een andere collega gaan de meeste ruzies in zijn kerkenraad over het gebouw. In een handvol kerken waar ik dit jaar nog ben voorgegaan, heeft zo’n kwestie gespeeld: drie lokale PKN-gemeenten zijn alle drie zozeer gekrompen, dat ze naar twee of één gebouw terug moeten. Maar wie leveren hun gebouw in? Wie staan de plaats af waar ze gedoopt zijn en hun vader hebben begraven? Protestants of katholiek, we hebben allemaal een klein heidentje in ons dat sterk gehecht is aan het heiligdom waaraan wij gewend zijn.

Dat is helemaal niet erg, en zeker niet onbijbels. Als je het belangrijke Bijbelboek Exodus leest, zie je dat de bevrijding van het tot slaaf gemaakte joodse volk uit Egypte minder ruimte in beslag neemt, dan Gods uitgebreide aanwijzingen voor de bouw van de tabernakel. Later is de tempelbouw door koning Salomo een wezenlijke aangelegenheid. Als de Babylonische legers die tempel uiteindelijk vernietigen, dromen de meeste Bijbelse profeten hardop van een nieuw exemplaar – en die komt er ook. Iedereen is ervan onder de indruk – behalve Jezus, misschien, maar ook hij kwam er dagelijks om onderricht te geven.

Het doet er nogal toe, waar je samenkomt als gemeenschap. Vroeger maakten ze hoge, dragende gebouwen waarin je gezang bleef rondzingen, en je gebed hopelijk ook, en waar een rij kaarsjes stond waaraan je het jouwe mocht toevoegen. Later gingen ze sobere, bakstenen bastions bouwen. Hillsong en Mozaïek geven hun kerk vorm als popzaal, flexibele evangelische gemeenten huizen in sportzalen of schoolaula’s, en traditionele gemeenschappen hebben elke zoveel jaar het dilemma of ze het orgel nog een dure opknapbeurt zullen geven. De hoogte van de preekstoel, de akoestiek, het glaswerk, het licht, de decoratie, allemaal zeggen ze iets over hoe gemeenschappen denken over zichzelf, de traditie, en God.

De kerk die geen kerk meer is

Een op de vijf kerkgebouwen is geen kerk meer, zeggen de meest recente cijfers die ik ken. Het zijn concertzalen geworden (zoals Paradiso), of fraaie boekhandels (in Maastricht en Zwolle) of sportscholen, appartementencomplexen, kantoorgebouwen. Dat is logisch, als je het praktisch beziet. De kerkelijke gemeente die er huist, kan of wil het onderhoud niet meer betalen. Vaak zijn gemeenten er te klein voor geworden, en in veel gevallen zijn die grote gebouwen ook nog eens heel onpraktisch voor de moderne kerk. Een bandje klinkt er niet goed, de temperatuur is er niet te regelen, en ik moet er veel te langzaam preken omdat mijn stem zo lang blijft galmen. Vanuit dat perspectief is herbestemming pragmatisch en verstandig.

Als gelovige ben ik echter meer dan alleen pragmatisch en verstandig. Ik zie een waardevol type monument uit onze nieuwe steden verdwijnen, en er komt weinig hoogdravends voor terug. Ik zie hoe hallen worden leeggezogen van hun sacrale sfeer, en vervolgens gevuld met gebakken lucht. Ik zie nergens meer een grote deur middenin een winkelstraat, die altijd open staat voor degenen die met hun ziel onder de arm weifelend naar binnen stiefelen om ten einde raad toch dat kaarsje maar op te steken. Intussen zijn we gaan betalen om te kunnen biechten (bij de psycholoog), om stil te kunnen zijn (op de mindfulnesscursus), om door indrukwekkende architectuur te mogen lopen (op vakantie in Barcelona).

Misschien hadden de kerkgebouwen ook overal geld voor moeten vragen, en hun waren niet gratis tentoon moeten spreiden in het midden van alle woonplaatsen. In een samenleving die is gehersenspoeld door marktdenken heerst immers de ijzeren logica: als iets gratis is, zal het wel goedkoop zijn. Wel, die kerkgebouwen erfden we gratis, en ik ben steeds vaker bang dat we er zelf een beetje waardeloos mee omspringen.

Foto: sloop Magdalenakerk in Spaarndammerstraat Amsterdam in 1967. De resten van de fundamenten en muurbogen zijn nog altijd zichtbaar in het plantsoen. ANP/Cor Mulder

Geschreven door

Alain Verheij

--:--