Waarom dieren voor God belangrijk zijn
Het verhaal van de pratende ezelin die door Bileam wordt geslagen, verwacht je eerder in een sprookjesboek dan in de Bijbel. Toch is de vraag van de ezelin – ‘Wat heb ik misdaan?’- uiterst actueel en confronterend. Want hoe gaan wij eigenlijk met dieren om?
Als Bileam, de eigenaar van de ezelin, onderweg is naar Moab stuurt de HEER een engel met een zwaard om hem tegen te houden. Bileam ziet die engel niet staan, maar zijn ezelin wel en ze rent het veld in. Bileam is daar niet van gediend en hij slaat haar, zodat ze teruggaat naar de weg. Daar blijft ze tegen de muur staan, waardoor de voet van haar eigenaar vast komt te zitten. Ook dat moet ze met een pak slaag bekopen. Vervolgens gaat ze op de grond liggen en wordt Bileam pas echt goed boos. Hij ranselt haar af met zijn stok.
Op dat moment laat de HEER de ezelin spreken: ‘Wat heb ik u misdaan, dat u me nu al drie keer geslagen hebt?’ Je zou verwachten dat haar eerste woorden verwijzen naar de engel om haar gedrag te rechtvaardigen. Maar in plaats daarvan verwijt ze Bileam dat hij haar slaat. Vanuit het perspectief van Bileam waren die stokslagen niet verkeerd en hij antwoordt dan ook dat hij haar had gedood als hij een zwaard bij zich had gehad. Uiteindelijk gaan de ogen van Bileam open en ziet hij de engel ook. Die stelt hem dezelfde vraag als de ezelin én rechtvaardigt haar gedrag. Bileam erkent dat hij gezondigd heeft omdat hij de engel niet zag, maar rept met geen woord over het slaan van de ezelin. De vragen van de ezelin en de engel worden niet beantwoord.
Geslagen dieren op m’n bord
De afgelopen tijd begin ik de vraag van de ezelin ook aan mijzelf te stellen. Een lekker biefstukje met een pepersausje, een broodje met kipfilet, ontbijt met spek en eieren: ik kan daar enorm van genieten. Maar al die dieren werden behoorlijk ‘geslagen’ voor ze op mijn bord terechtkwamen. Je hoeft echt geen dierenvriend te zijn om te schrikken van de manier waarop dieren worden behandeld.
De kip die je eet, heeft in zijn korte leven van zes weken geen zonlicht of gras gezien en leeft met achttien tot twintig kippen in een ruimte die zo groot is als je douchecabine. Binnen die zes weken krijgt een klein donzig geel kuikentje allerlei soorten antibiotica toegediend en groeit ze uit tot een vleesklomp van 2,3 kilo. Momenteel geldt dat voor 48 miljoen kippen in Nederland. Elke dag worden er 1,5 miljoen geslacht, op meestal dieronvriendelijke manieren. ‘Wat heb ik u misdaan, dat u me nu al drie keer hebt geslagen?’
En voor dat heerlijke stukje biefstuk? De kalfjes die worden geboren zijn doorgefokt op een erfelijke afwijking die ervoor zorgt dat de spieren van de dieren extra snel groeien. Bijna geen enkele koe kan daardoor meer natuurlijk bevallen, want daarvoor is het bekken te smal. De keizersnede, die soms wel vier keer in haar leven wordt uitgevoerd, kan allerlei problemen geven, zoals ontstekingen en vergroeiingen. Binnen twee jaar wordt de koe geslacht, want dan weegt ze al tussen de 500 en 650 kilo. ‘Wat heb ik u misdaan, dat u me nu al drie keer hebt geslagen?’
Voor je het weet, schuilt er een Bileam in ons. Het feit dat we veel dierenleed niet zien omdat het in fabrieken plaatsvindt, betekent niet dat wij er niets mee te maken hebben. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de schadelijke gevolgen van de vleesindustrie voor het milieu of onze gezondheid (vanwege bijvoorbeeld de CO2-uitstoot en fijnstof).
Voor God zijn dieren belangrijk
Eeuwenlang hebben mensen gedacht dat dieren niet konden lijden, omdat ze geen ziel zouden hebben. In de tijd van de Verlichting zei de filosoof René Descartes (1596-1650) dat huilen bij dieren een mechanische reactie was op een van buiten komende prikkel en daarmee verwoordde hij een eeuwenlange overtuiging. Inmiddels weten we dat dieren wel degelijk pijn ervaren en gevoel hebben. Dat roept vragen op over onze omgang met de schepping.
Voor God zijn dieren belangrijk, dus voor ons zouden ze dat ook moeten zijn. De ark van Noach was niet voor niets zo groot. En God noemt bij zijn zorg over Ninevé expliciet de dieren (Jona 4:11). Onze schepper vergelijkt zichzelf onder meer met een leeuw, een lam en een kip. In de Bijbel lezen we dat God dieren gebruikt in zijn koninkrijk en het verhaal van de ezelin getuigt daar ook van. De ezelin ondergaat nota bene de slagen om daardoor een ongehoorzame waarzegger te redden van het zwaard van de engel. De engel zelf bevestigt dat Bileam dood zou zijn geweest als de ezelin hem niet had beschermd.
Kortom: wij mensen zijn geroepen en verantwoordelijk om voor de dieren te zorgen (Genesis 1:26-28). Dat betekent niet dat we de schepping naar hartenlust kunnen misbruiken voor ons eigen gemak. Integendeel. We moeten voor de aarde, en dus ook voor de dieren, zorgen zoals God dat doet. De feiten getuigen echter van het tegendeel. Daarom is het de hoogste tijd om de vraag van de ezelin ook aan onszelf te stellen, al is hij nog zo confronterend.
Almatine Leene is docent dogmatiek aan Hogeschool Viaa in Zwolle, onderzoeker aan de Universiteit van Stellenbosch en predikant van de Nederduits Gereformeerde Kerk Stellenbosch-Wes.
Dit artikel is ook verschenen in het augustusnummer van kerkelijk magazine OnderWeg.
Geschreven door
Almatine Leene