Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Iedere gelovige z’n eigen beschermengel? Onbijbels!’

Engelen komen – van Genesis tot en met Openbaring – meer dan 250 keer voor in Gods Woord. Toch spelen ze doorgaans geen grote rol in het (protestantse) geloofsleven. Is er een bijbels fundament om over persoonlijke ‘beschermengelen’ te spreken, zoals in de katholieke traditie al eeuwenlang heel gewoon is, of moeten we dit als pure speculatie van de hand wijzen?

Deel:

Oneens

Voorganger Dick van Steenis van de Rotterdamse pinkstergemeente Kom en Zie is ervan overtuigd dat ieder kind van God een persoonlijke beschermengel heeft. Hij trekt de accolade overigens wel minder breed dan veel gezaghebbende katholieke theologen, die stellen dat íeder mens op aarde er vanaf de geboorte eentje heeft. “Er staat in Matteüs 18:10 dat ‘hun engelen’ het aangezicht van de Vader zien. Hoe kan dat gelden voor iemand die God niet dient?” reageert hij. “Onze houding tegenover God bepaalt in hoeverre Hij Zijn engelen over ons kan gebieden. Engelen kunnen ons beschermen zolang wij zelf – net als zij, Psalm 103:20 – Gods aangezicht zoeken en Hem gehoorzamen. Wij mogen God erom vragen of Hij Zijn engelen wil sturen om ons te behoeden, zoals Psalm 91 belooft.”
Het valt Van Steenis op dat veel algemene boekhandels op het moment lectuur bieden over engelen, vanuit New Age-perspectief. “Met plaatjes van bepaalde soorten engelen. Mensen worden ook opgeroepen contact te zoeken met hun speciale engel. Maar wij moeten niet bang zijn voor de namaak van de duivel – God is origineel en de duivel is een aap.”
Waarom is er een soort protestantse ‘huiver’ rond dit onderwerp? “Men is bang om roomse ideeën over te nemen,” antwoordt hij. “Maar de Bijbel staat vol van teksten over engelen, dus ik denk dat in dit geval protestanten nog wel wat kunnen leren van de rooms-katholieken. Tegelijk is het wel waar dat wij geen ‘beschermheiligen’ moeten gaan aanroepen en bij beschermengelen is dat precies hetzelfde.”

Eens

Ds. H. Veldhuizen, hervormd emerituspredikant (PKN) te Wapenveld en auteur van Rondom ons zijn engelen? (uitgeverij Groen, 1995), onderschrijft de stelling. “Ik zie het niet vanuit de Heilige Schrift opkomen dat iedere christen z’n beschermengel zou hebben. Men baseert zich hiervoor wel op Matteüs 18:10, maar het is heel opvallend dat Jezus daar over ‘hun engelen’ spreekt – meervoud. Om een werelds beeld te gebruiken; als je zegt: ‘Er komen kinderen met hun fietsen,’ dan hebben ze allemaal twee of drie fietsen bij zich. Dus zou elk kind z’n engelen hebben. Daar maak ik uit op – wat Calvijn ook zegt – dat God vele engelen tot Zijn beschikking heeft voor iedere gelovige. Bij Lazarus zie je trouwens ook dat de engelen – meervoud! – hem dragen in de schoot van Abraham. ‘Lazarus was uitgemergeld; dat kon één engel wel af, zeker zijn eigen beschermengel, als hij die had. Maar weer: ‘de engelen Gods’, die hem naar boven dragen. En denk ook aan de tekst dat er blijdschap is ‘bij de engelen’ over één zondaar die zich bekeert. Daar lees ik ook niet van één beschermengel, al zou je hier verwachten dat zo’n eigen engel erg blij is. Jezus trekt het veel breder.”
Kortom: als je het steeds maar over één engel hebt, denk je dus eigenlijk te klein van God? “Dat is een goede calvinistische opmerking, want Calvijn zei letterlijk in z’n Institutie: ‘Wie de zorg van God tot één engel beperkt, doet zichzelf en alle leden van de kerk groot onrecht.’”
De term ‘beschermengel’ vindt Veldhuizen niet zo gelukkig. “God heeft Zijn engelen, en die kunnen mij – inderdaad – beschermen, maar ze kunnen me ook bemoedigen, en in de Evangeliën zie je dat ze vaak boodschappen overbrengen.”
Hoe komt het dat protestantse christenen veel minder aandacht lijken te hebben voor de engelenwereld dan de katholieken? “Een terechte vraag. Ik vind dat jammer. Misschien is het een reactie op de rooms-katholieke middeleeuwen; katholieken kennen zelfs ‘de dag van de heilige Engelbewaarders’ (2 oktober, red.). Wat ook meespeelt, is dat engelen ongrijpbaar zijn – een gelóófswerkelijkheid. Ik denk dat wij ze inderdaad verwaarloosd hebben, behalve... bovenop veel kerkorgels!”

Oneens

Pater Elias, een van de vaste columnisten van Katholiek Nieuwsblad, behoort tot de katholieke leefgemeenschap van de Broeders van Sint Jan in Utrecht. Met de stelling is hij het volstrekt oneens: hij gelooft dat niet alleen iedere christen, maar zelfs ieder mens op aarde een beschermengel heeft. Hun rol? “Een positieve invloed uitoefenen op de materiële, potentiële – dus nooit helemaal kenbare – kanten van onze menselijke relaties, onze gedachten en lichamelijke bewegingen,” reageert hij. “De menselijke vrijheid en de natuur als geheel worden hierbij absoluut gerespecteerd.” Als iedereen inderdaad een beschermengel heeft, hoe zit dat dan met ongelukken en dergelijke – is hun rol dan ineens uitgespeeld? Pater Elias is er kort over: “Dat valt niet te zeggen; het hoort niet tot de genade om dit te kunnen onderscheiden.”
Misschien een typisch protestantse vraag, maar op grond van welke bijbelse gegevens gelooft hij dat elke christen en zelfs ieder mens een eigen ‘engelbewaarder’ heeft? “Ik geloof niet op grond van de Heilige Schrift, maar op grond van de leer van de Katholieke Kerk, die mij onder andere de Heilige Schrift aanreikt en de grondslag legt voor de interpretatie daarvan. Dit onderwerp is trouwens zeer relevant, niet zozeer om te weten wat engelen wanneer en waar doen, maar om in de ordening van het onzichtbare universum de wijsheid van God te verkennen.”

Eens

“Ik geloof niet in een persoonlijke beschermengel,” laat dr. L. Floor weten vanuit Zuid-Afrika, waar hij als hoogleraar Nieuwe Testament heeft gewerkt. Van zijn hand verscheen in 2006 Waar engelen wonen en werken (uitgeverij Jongbloed). “Wel aanvaard ik dat er een engelenwacht bestaat en dat wij in hun bescherming delen. Ik heb heel wat getuigenissen gehoord van families die ervan overtuigd waren dat bij het heengaan van hun geliefden engelen tegenwoordig waren. Anderen getuigen weer van hemelse klanken die zij hebben gehoord. In ieder geval staan engelen ons volgens Hebreeën 1:14 ten dienste. Tenminste, als wij ware gelovigen zijn.”

--:--