Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Ik ben niet meer bang voor armoede’

Hanna leefde met haar gezin twee jaar lang in armoede, onder de bijstandsnorm. Een tijdelijke situatie, die steeds vaker uitzichtloos leek. Waar haal je dan nog de moed vandaan om door te gaan en hoe houd je hoop op betere tijden?

Deel:

Ik weet nog hoe ik bij de Voedselbank stond en om mij heen de mensen zag. Ik wist dat onze situatie tijdelijk was, alhoewel ik me na verloop van tijd wel steeds vaker afvroeg hoe wij er ooit uit moesten komen… Maar toen wij uiteindelijk geen Voedselbank meer nodig hadden, brak het m’n hart om mensen achter te laten die nooit een ander leven zouden kennen. De stress van armoede werkt verlammend en als er dan ook nog sprake is van ziekte, dan is het voor sommige mensen onmogelijk om zich er ooit aan te ontworstelen. Wat voor hoop is er, midden in langdurige armoede?

Armoede je eigen schuld? Dat is onzin, volgens Hanna

Lees ook over:

Armoede je eigen schuld? Dat is onzin, volgens Hanna

Een tekst om wanhopig van te worden

Er is een tekst in Jeremia die vaak wordt geciteerd of wordt rondgestuurd:

‘Mijn plan met jullie staat vast – spreekt de HEER: Ik heb jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk; ik zal je een hoopvolle toekomst geven.’

Het is een tekst waar je wanhopig van kunt worden, want je toekomst verandert helemaal niet, hoe hard je vaak ook probeert of loslaat. Het is een tekst waardoor je je geloof zou kunnen verliezen.  

Daarom lees ik liever de teksten die ervoor staan. Daarin staat beschreven hoe de boodschapper van God, Jeremia, een brief stuurt naar de ballingen uit Jeruzalem die vastzitten in Babel. Ze verlangen naar een leven zoals hun landgenoten die nog in Jeruzalem zijn, maar dat zullen ze niet krijgen. Ten minste niet in de komende 70 jaar, want: 

‘Dit zegt de Here van de hemelse machten, de God van Israël, tegen de ballingen die hij vanuit Jeruzalem naar Babel heeft laten voeren: Bouw huizen en ga daarin wonen, leg tuinen aan en eet van de opbrengst, ga huwelijken aan en verwek zonen en dochters, zoek vrouwen voor je zonen en huw hun dochters uit, zodat zij zonen zullen baren. Jullie moeten in aantal toenemen, niet afnemen. Bid tot de Heer voor de stad waarin ik jullie weggevoerd heb en zet je in voor haar bloei, want de bloei van de stad is ook jullie bloei. 

Dit zegt de Heer van de Hemelse legermachten, de God van Israël: Laat je niet misleiden door profeten en waarzeggers. Hecht geen geloof aan hun dromen, want ze dromen slechts wat jullie wensen. Wat ze in mijn naam profeteren zijn leugens. Ik heb hen niet gezonden. – spreekt de Heer.’

Het volk van Israël krijgt van God via de profeet Jeremia expliciet de opdracht om zich te verzoenen met hun lot. God gebruikt deze periode in hun ballingschap om hen als volk te laten groeien. Er komen geen verwijten meer, God legt hen geen verlammend schuldgevoel op. Hij vraagt hen iets heel moeilijks, namelijk te stoppen met dromen van betere tijden. Hij gunt hun, om er zonder schuldgevoel in het hier en nu het beste van te maken.

Verlammend schuldgevoel

Natuurlijk mag je vechten tegen je situatie, tegen het onrecht dat je treft. Heel hard je best doen voor betere tijden. Als je die energie tenminste hebt. Maar als het schuldgevoel over je lot je verlamt, als je weet dat het de eerstkomende tijd niet beter wordt, mag je ook verzoend leven met je lot.

Ik vond het afschuwelijk om de eerste keer bij de Voedselbank binnen te lopen. Ik heb moeten leren om ervan te gaan houden. Blij te zijn met het lekkers dat we kregen, al was het niet altijd even gezond. Mijn schouders op te halen en heel hard te lachen om de vieze dingen die ertussen zaten. Zonder schuldgevoel dankbaar te zijn voor het fruit, de groente en de kaas. En mij thuis te gaan voelen en contacten te maken met de mensen en vrijwilligers. Om in vrede te gaan leven met een wereld waar ik nooit wilde zijn, maar die wel mijn wereld was geworden. 

Niet meer bang voor armoede

Ondertussen staan wij financieel weer op eigen benen. Maar ik zal nooit beweren dat dat komt omdat wij ons er zo hard uit hebben gewerkt, dat wij dit nu verdienen doordat wij zo slim of sterk waren. Ik weet wel beter. In het troebele water van de stress die armhankelijkheid is, wist ik soms niet meer wat boven of onder was. Het zijn anderen die ons daarop wezen, erdoorheen hebben gedragen, afremden, een schop onder onze kont gaven of ons over onze bol aaiden. Zij gaven ons de kracht om door te gaan. 

Ik weet niet of we ooit weer de afgrond van armhankelijkheid induiken. Maar ik ben er niet meer bang voor. Ik ben niet meer bang voor armoede, omdat ik weet dat er een wereld is waar mensen klaarstaan om je te helpen en je te dragen. Met compassie en zonder oordeel.

En ik heb ontdekt dat ik als mens het waard ben om gedragen te worden. Net als ieder ander die zich in die positie bevindt, of het nu voor even is, of een leven lang.  

Hanna: ‘Ik minachtte mezelf omdat ik arm was’
Hanna: ‘Ik minachtte mezelf omdat ik arm was’

Boven zie je de jaarlijkse voedseluitdeling aan de armen door Maria van Pallaes op de hoek Nieuwegracht/Agnietenstraat te Utrecht. Geschilderd door Hendrick Bloemaert, olieverf op doek, 1657. Het schilderij is te zien in het Centraal Museum in Utrecht.

Geschreven door

Hanna Hamberg

--:--