Ga naar submenu Ga naar zoekveld

'Ik geloofde rationeel, nu meer met mijn hart'

Wat kreeg illustrator Gerdien van Delft-Rebel mee over het geloof?

Gerdien van Delft-Rebel is als illustrator onder andere werkzaam voor Visie, de Protestantse Kerk in Nederland en het magazine Elisabeth. Soms verlangt ze terug naar haar studietijd. “Ik geloofde nogal rationeel; toen ontdekte ik de verbinding met het hart en het leven van alledag.”

Deel:

“Twee dikke pillen waren het. Oude en Nieuwe Testament,” herinnert Gerdien (42) zich uit haar kindertijd. “Elke dag werd er na de avondmaaltijd gelezen uit de kinderbijbels van Evert Kuijt. Onderaan de verhalen stonden vragen die we dan beantwoordden. Heel veel kennis, Bijbelkennis, heb ik daardoor vergaard. Was er een Bijbelquizje, dan wist ik de meeste antwoorden wel.” Gerdien wijst richting haar hoofd. “Geloof was in mijn jeugd heel erg iets van hierboven. Van feiten en weetjes. Pas later werd het meer iets van het hart.”

Creativiteit

Als oudste van zes kinderen groeide ze op in Hilversum. Vader werkte als huisschilder, moeder zorgde voor het gezin. “Hervormd, op gereformeerde grondslag. Twee keer per zondag gingen we naar de Grote Kerk.” Voortgezet onderwijs volgde Gerdien op het reformatorische Van Lodensteincollege in Amersfoort. “Ik ging als een van de weinigen uit onze kerk naar deze school. Mijn ouders vonden het blijkbaar een veilige omgeving voor mij. Thuis waren we niet zo streng. Ik mocht als meisje een lange broek aan en in de kerk hoefde ik geen hoedje op.”

Ik voelde me geborgen in de kerk

Televisie had het gezin niet. “Daardoor ontstond er ruimte voor creativiteit. Brooddeeg, filigranen, alle technieken kwamen voorbij. Blokfluitles, dwarsfluitles. Ik zat op het kinderkoor van de gemeente, dat op hoogtijdagen in de kerk zong. Met Kerst, met Pasen. Op de knutselclub van de kerk leerde ik ook van alles. Zoals figuurzagen. Door mij aan het kinderkoor en de knutselclub mee te laten doen, gaven mijn ouders ook het geloof door. Ik voelde me geborgen in de kerk. Iedereen zong en beleed hetzelfde. Zo moet iedereen leven, dan is het goed, meende ik.”

Weinig taal

Over het geloof spraken ze thuis niet veel. “Er was weinig taal,” stelt Gerdien. “Dat had ook wel te maken met de drukte in het grote gezin. Mijn ouders hadden zes kinderen op te voeden. Toen de jongste ter wereld kwam, was ik vijftien. Maar door alles heen bestond er oprechtheid. Doen naar je overtuiging, het beste met mensen voorhebben, dat heb ik absoluut van mijn ouders meegekregen. Dat zit verankerd. De beleving van het geloof en de persoonlijke relatie met Jezus kwamen later in mijn leven.”

Heel feitelijk

Vooral de gelijkenissen uit de kinderbijbels spraken de kleine Gerdien aan. “Zelf zoek ik nu in het dagelijks leven en in mijn werk ook vaak naar beelden en metaforen om iets duidelijk te maken. Verder was de Bijbelkennis in mijn kinderjaren heel feitelijk: Jezus moest sterven voor onze zonden. Ik geloofde dat. Dat Jezus ook ervaren kon worden, dat Hij dichterbij wilde zijn dan God de Vader, dat heb ik in mijn jeugd niet zo beleefd. De verhalen over Jezus vond ik mooi. Hoe Hij naar kinderen en zieken omkeek, hoe Hij vertelde over die vrouw die naar een verloren muntje bleef zoeken of die herder die dat ene schaap niet aan zijn lot overliet. Die aandacht van Jezus voor het kleine en geringe heb ik onbewust als hoopvol ervaren. Zo zie ik dat nu. Op dat moment was ik daar niet zo mee bezig.”

Ben ik wel bekeerd, vroeg ik me af

Voor Gerdien speelde veel meer wat ze wekelijks in de kerk in de geloofsbelijdenis hoorde: dat Jezus zou wederkomen om te oordelen de levenden en de doden. “Voor mij had dat iets beangstigends. Als het onweerde, lag ik te trillen in m’n bed. Je moet je bekeren, dat wist ik, maar wat dat concreet inhield, dat was mij niet helder. Ben ik wel bekeerd, vroeg ik me af. Hoor ik er wel bij? Dat veranderde met mijn doop in een evangelische gemeente. Dat moment zag ik als een bevestiging van mijn keuze voor God. Die doop gaf rust, wat niet wegneemt dat ik nog weleens bang ben voor al die verschrikkelijke dingen die volgens de Bijbel in de eindtijd gebeuren. Ik ben een beelddenker, ik zie het zo voor me.”

Cultuurschok

In haar tienerjaren had Gerdien “een heel goede tijd” in de hervormde gemeente. “We hadden een actieve groep jongeren, die ook aan Bijbelstudie deed. We hebben zelfs zendelingen uit de gemeente in Thailand bezocht.”

Haar opleiding aan het grafisch lyceum in Utrecht, als opstapje naar de kunstacademie, betekende voor de zeventienjarige Gerdien “een cultuurschok, na het beschermde wereldje van kerk en school. Het ergste vond ik dat docenten daar flink vloekten. Lastig, want ik had geleerd dat ik respect moest hebben voor oudere mensen. Een van hen was een domineeszoon die geregeld grapjes over de Bijbel en het geloof maakte, terwijl hij met zijn achtergrond anders kon weten. Ik heb hem er eens op aangesproken. Dat kon hij volgens mij wel waarderen.”

Fel

Eenmaal op de kunstacademie in Rotterdam raakte Gerdien betrokken bij de reformatorische studentenvereniging CSFR. “Naar die tijd zou ik best eens terug willen. Mijn eigen kamertje, het creatieve van de kunstacademie en samen lol maken op de studentenvereniging en daar ook met het geloof bezig zijn – een mooie combinatie. Als je een gezin krijgt, komen er verantwoordelijkheden. Die studieperiode was een onbezorgdere tijd voor mij.”

Ik begon de leiding van God te zien

De rationale benadering van het geloof behield Gerdien aanvankelijk. “In gesprekken met medestudenten was ik vaak heel fel op de feiten: het is zó en niet anders. Oei, denk ik nu. Erg liefdevol klonk dat niet. Gevoel voor mensen, een hart voor hen, had ik toen nog niet zo. Ik geloof het goede, dacht ik, en iedereen die anders gelooft, gelooft niet goed. Dat veranderde, gelukkig. In mijn studententijd leerde ik over kerkmuren heen te kijken, mijn blik ging meer open voor verschillende manieren van geloofsbeleving en andere achtergronden.”

Tour met Continentals

Geloofsvormend was ook een tour met de Continentals in 2002. “Prachtig was dat, met jongeren uit alle hoeken van de wereld zingen en Bijbelstudies doen. Een van de zangers gaf dan bij een optreden zijn of haar getuigenis. Ik had altijd het idee dat dat een spectaculair bekeringsverhaal moest zijn à la Paulus. Toen kwam ik erachter dat dat helemaal niet hoefde. Ik begon ook in mijn leven de leiding van God te zien. Ik had ervan gebaald dat ik niet was toegelaten op de kunstacademie in Kampen, waar ik lang naartoe had gewerkt. Maar achteraf gezien was dat heel goed, want dan had ik als zeventienjarige op kamers gemoeten en dat was niet fijn geweest voor mij.”

Handel en wandel

In Rotterdam leerde Gerdien haar man kennen: pianist en componist Jan Willem van Delft, van huis uit gereformeerd. “Samen zochten we naar een kerkelijke plek waar we ons beiden thuis konden voelen.” Dat werd de evangelische gemeente Zout en Licht in Hilversum. “Mensen die ik op verschillende plekken ontmoette, in de thuiszorg waar ik een baantje had en in een kopieerwinkel waar ik ook werkte, bleken daar lid van te zijn. Ze praatten over geloven als iets heel dagelijks, wat hun gewone leven doortrok. Heel praktisch. In de Grote Kerk van Hilversum hoorde ik: je moet tot geloof komen en je bekeren. Over het stuk daarna, de levensheiliging, werd in mijn beleving niet veel gesproken. In die evangelische gemeente heb ik een geloofsverdieping meegemaakt. Er was een kring die Handel en wandel heette. Handel en wandel – er vielen allemaal kwartjes bij mij. Wauw, dit wordt er bedoeld: je kunt het geloof praktisch maken, kennis koppelen aan ervaring, het hoofd verbinden met het hart.”

Drummen op mayonaise-emmers

Veertien jaar leefden Gerdien en Jan Willem mee met de Hilversummer gemeente. “Een kleine kerk. Op ons als creatieve mensen deed ze vaak een beroep. We waren er actief in de muziek, als kringleiders, een paar jaar in het tienerwerk en daarna in het kinderwerk. Onze zoon Juda, nu 13, deed op een gegeven moment ook mee in de zangdiensten, eerst op kartonnen dozen en mayonaise-emmers, later op drums.”

Als ik zing, beleef en belijd ik mijn geloof

Een kleine drie jaar geleden verhuisde het gezin Van Delft naar Veenendaal. “Hier konden we als zelfstandige ondernemers een huis kopen.” Een nieuw kerkelijk onderdak hebben ze, mede door corona, vooralsnog niet gevonden. “We zoeken nog. Je hebt veel kerken hier. Ik heb niets tegen grotere gemeenten, maar 200 leden vind ik al groot. Ik voel me meer op mijn plek in een kleinere groep. Een familiekerk waarin iedereen elkaar kent en op elkaar betrokken is. Maar het moet ook wel een plek zijn waar onze twee kinderen goed kunnen aanhaken en vriendjes krijgen.”

Liefde

Thuis zingen en musiceren de Van Delfts veel samen. Het gezin werkt geregeld mee aan zangdiensten. “Als ik zing, beleef en belijd ik mijn geloof. Ik vind het ook geweldig om met elkaar muziek te maken. Je moet niet onderschatten wat de kinderen daardoor aan geloof meekrijgen.”

Wat vindt Gerdien nu wezenlijk voor de geloofsopvoeding van haar kinderen? “Meer hart dan hoofd. De liefde tot God en tot de naaste. Respect ook voor de ander als die anders denkt. Niet mijn beperkte blik van vroeger dat het precies zó en zó moet zijn. Ik wil onze kinderen wel meegeven dat Jezus de enige weg tot God is. ’s Avonds als ze naar bed gaan, heb ik de mooiste gesprekken met hen. Dochter Hosanna van 10 zei laatst: ‘Ik weet niet of ik meer van jou houd of van de Here Jezus.’ Wauw! Ik antwoordde: ‘Houd maar meer van Hem, dan komt het wel goed.’”

Tekst: Jan Kas  
Beeld: Ruben Timman

--:--