Marius van Dokkum: ‘Zonder geloof was ik beslist een pessimist’
11 mei 2022 · 10:06
Update: 15 november 2024 · 08:16
In de kunstwereld zijn er weinigen die de lachers zo op hun hand krijgen als Marius van Dokkum (1957). De humor in zijn werk staat niet los van het geloof dat hij van huis uit meekreeg, maar dat op de kunstacademie kritisch werd bevraagd. “Als je nooit tegenwind krijgt, heb je ook geen diepe wortels.”
Hij was nog maar 4 of 5 jaar oud toen hij als door de bliksem werd getroffen door een afbeelding in de kinderbijbel van Anne de Vries. Daarin zat Marius, die als kind al aangetrokken werd door plaatjes, zomaar wat te bladeren.
“Ik dacht: wat is dít? Een man die aan een kruis is gespijkerd? Die zwart-witillustratie greep me enorm aan. De tekenaar – Cornelis Jetses – had de kruisiging zo indringend getekend dat het me zelfs wat in verwarring bracht. Ik weet nog dat ik aan mijn moeder vroeg: ‘Wie is deze man?’ ‘Dat,’ antwoordde ze, ‘is de Here Jezus.’ Achteraf gezien, is dit een van mijn vroegste, bewuste ervaringen met het geloof.”
Af en toe een pepermuntje
Marius, die nu al jaren op de Veluwe woont, groeide op in een gereformeerdsynodaal gezin met zes kinderen in het Noord-Hollandse Andijk. “Thuis lazen we rond de maaltijd uit de Bijbel – meestal deed mijn vader dat – en baden we,” vertelt hij aan de ronde keukentafel, zijn handen om een glas thee gevouwen.
“Ik zat op een christelijke lagere school, de Dr. A. Kuyperschool. De Bijbelverhalen die ik daar hoorde, spraken me ook aan. In de zesde klas had ik een leraar, meester Veninga, die prachtig kon vertellen. En op zondag gingen we als gezin naar de plaatselijke Gereformeerde Kerk.”
Voelde jij je als kind thuis in de kerkbanken?
“De kerk hoorde er gewoon bij, dus je ging mee. Maar de preken zeiden mij toen niet veel en ik begreep er weinig van. Daar kan ik me ook vrijwel niets van herinneren. Tegenwoordig heb je kindernevendienst en zo, maar dat was er toen allemaal nog niet. Je moest gewoon stilzitten en af en toe kreeg je een pepermuntje” – hij schiet in de lach – “om je zoet te houden. Wat ik trouwens wél mooi vond, waren de speciale diensten met bijvoorbeeld Kerst en Pasen. Want dan speelde de fanfare en waren er koren. En als jongere heb ik ook heel wat thema-avonden bijgewoond die op zondag werden gehouden in de Lichtboei, een apart gebouwtje van de kerk. Daar waren vaak sprekers, een muziekband en we hielden er Bijbelstudies.”
Ik heb geen ‘radicale bekering’ meegemaakt
Wat heb je vooral van je moeder geleerd als het om geloof gaat?
“Ze sprak er niet zo veel over, maar was wel een heel gelovige vrouw. Ze zong vaak, herinner ik me, als ze bezig was in het huishouden. Psalmen en gezangen, of liederen van Johan de Heer. Dat vond ik mooi.”
Sprak je vader er wel meer over?
“Ook niet echt. Soms na de kerkdienst, maar verder niet vaak. Dat is tegenwoordig – gelukkig – wel anders in de gezinnen, denk ik.”
Een beetje beschermd
Na de middelbare school koos Marius, die een groot tekentalent aan de dag legde, voor de Christelijke Kunstacademie in Kampen. Daar ontdekte hij al snel dat hij “best een beetje beschermd” was opgevoed.
“Tot dan toe ging ik vooral met dezelfde soort jongeren om; in zo’n dorp denk je allemaal wel min of meer hetzelfde. Maar op de academie kwam ik ineens in contact met leeftijdgenoten die soms totaal anders dachten. Ik zat destijds op kamers in Kampen, met vier andere jongens. Er waren er een paar bij die, hoewel ze op een christelijke kunstacademie zaten, niks van het geloof wilden weten. Eentje was zelfs fel anti. Zij stelden me wel vragen, zo van: ‘Waarom geloof je?’ en ‘Is het niet achterhaald?’”
Vond je dat lastig?
“Het overrompelde me in ieder geval wel. En het zette me aan het denken: wat geloof ik nou eigenlijk zélf? Soms trok ik het me wel aan, zeker als ik fel werd aangevallen door die ene jongen. Later ben ik zelfstandig op kamers gegaan; dat gaf wel meer rust in die zin. En ik ging ook om met christelijke medestudenten en een aantal gelovige docenten, zoals Marc de Klijn.”
Heb jij je het geloof meer eigen gemaakt, mede door zulke kritische vragen?
“Sowieso ben ik er wel meer over gaan nadenken. Wanneer je in een beschermde omgeving opgroeit, kan alles oppervlakkig blijven. Als je nooit tegenwind krijgt, heb je ook geen diepe wortels. Dus een beetje tegenwind is niet verkeerd. Ik heb geen ‘radicale bekering’ meegemaakt. Het was meer een geleidelijke verdieping van het geloof dat ik van thuis heb meegekregen.”
‘Dat deed me veel pijn’
Dat tegenwind soms ook uit onverwachte hoek kan waaien, ondervond Marius toen hij in 1999 het voorlees- en prentenboek De beste wensen uit Bethlehem illustreerde. Daarin verwerkte hij eigentijdse details, zoals rokende herders en een thermoskannetje koffie. Vooral uit reformatorische kring was de kritiek niet mals.
“Mijn werk zou ‘lichtzinnig’, ‘oneerbiedig’ en ‘respectloos’ zijn… Dat deed me veel pijn, want ik had die tekeningen bewust eigentijds gemaakt – zoals Pieter Bruegel dat vroeger al deed – om de boodschap van Jezus’ geboorte toegankelijk te maken, juist voor niet-christenen.”
‘Dansje in de kerk’
Wie deze achtergrond kent, kijkt met andere ogen naar Marius’ schilderij ‘Dansje in de kerk’ uit 2006. Het was zijn reactie op die bijtende kritiek van medegelovigen. Op het schilderij zie je een meisje in een rode trui met een wit schaapje erop. Ze maakt een vrolijke danspas in een lichtplas op de kerkvloer, onder de vorsende blikken van de predikant en stemmig geklede kerkgangers.
“Ik heb in feite twee manieren van geloven uitgebeeld,” licht Marius toe. “Aan de ene kant zie je de mensen met strakke, ernstige gezichten. Als je naar hen kijkt, krijg je spontaan bijna een beklemmend gevoel. Zij staan voor mij voor de wetjes en de regeltjes: dit hoort wel en dat hoort absoluut niet. Daartegenover, gesymboliseerd door een meisje dat heerlijk onbekommerd danst, heb ik een heel andere manier van geloven verbeeld; een geloof dat juist blij en ontspannen maakt, dat zich vreugdevol overgeeft aan God.” Voelde jij je, na al die kritiek, als een kind dat niet mocht dansen? “Ja. En tegelijk staat dit meisje ook symbool voor eenvoud, klein van jezelf denken. ‘Worden als een kind,’ zoals Jezus zei – wat iets anders is dan infantiel. Dus het is een soort geloofsbelijdenis, en tegelijkertijd een spiegel: hóé geloof je?”
Dat zijn lang niet allemaal kerkmensen
Liefste werk
Op geen enkel schilderij heeft hij zo enorm veel respons gekregen als op ‘Dansje in de kerk’. “Dat was en is voor mij een enorme bemoediging. Het is misschien wel mijn mooiste, liefste werk. Mensen zijn vaak heel verrast als ze tijdens de audiotour in mijn museum in Harderwijk horen wat er allemaal achter deze afbeelding zit.”
Samen met echtgenote Ingeborg, die organist is, verzorgt Marius geregeld lezingen “in oude kerken met een mooi orgel”. Daarbij vertelt hij aan de hand van een powerpointpresentatie over zijn werk, waarbij Ingeborg voor de muzikale omlijsting zorgt.
“Daar komen heel veel mensen op af, en dat zijn lang niet allemaal kerkmensen. In die presentatie neem ik dit schilderij altijd mee. Ik vind het mooi dat ik, aan de hand van ‘Dansje in de kerk’, iets kan doorgeven van mijn geloof. Ook buitenkerkelijken reageren er vaak op.”
Is er een Bijbelgedeelte dat je nu bijzonder aanspreekt?
Marius krabt kort in zijn baard. “Waar ik vaak over nadenk, is: waar gaan we in deze tijd naartoe? Openbaring spreekt me daarom aan: de toekomst, Christus’ wederkomst. Ik heb het gevoel dat we in een stroomversnelling leven. Als het zo doorgaat, volgt de waterval.”
Waar denk je aan?
“Onder meer aan Oekraïne. Je ziet dat één persoon de wereld in brand kan steken. Maar ook aan de enorme impact van klimaatverandering op allerlei plekken. Als ik het nieuws op me laat inwerken, denk ik: gelukkig komt Christus straks terug, als Koning van hemel en aarde, en zal alles echt goed komen.”
Glimlachend: “Zonder geloof zou ik een doemdenker zijn, een pessimist. Dan zie ik geen hoop. Maar als het hele wereldgebeuren me nu verontrust, weet ik dat er – gelukkig! – een andere kant is. Wat dat betreft, ben ik optimistisch: het zál goed komen. Als je op een onbewolkte avond buiten bent, zie je een donkere hemel met allemaal lichtpuntjes erin. Maar er komt een moment dat het dag wordt, dat alles licht wordt. Tot die tijd mogen wij als lichtjes schijnen in het duister.”
En dat optimisme heeft dus alles te maken met die gekruisigde Man met wie jij al via de kinderbijbel in aanraking kwam?
Met een hoofdknik: “Zeker. Nu worden we nog omringd door veel duistere machten, maar eens zal Christus’ overwinning voluit zichtbaar zijn.”
Als je aan Hem verbonden bent, geef je licht
Een donkere hemel
Marius schuift zijn keukenstoel naar achteren en staat op. “Ik wil je graag één schilderij laten zien; het schiet ineens in mijn gedachten…”
Twee minuutjes later is hij terug met een rechthoekig olieverfschilderijtje uit 2019. Daarop zie je een groene, niet al te florissante peer, die aan een stroomdraad bungelt en licht verspreidt tegen een donkere hemel.
“Net als ‘Dansje in de kerk’ zou je dit een geloofsbelijdenis kunnen noemen. Je ziet hier een lelijke, half verrotte peer. Maar omdat-ie verbonden is aan een stroomdraad, geeft hij licht.”
Die stroomdraad staat symbool voor…?
“De heilige Geest. Aan Hem verbonden, geef je licht. Zodra je dat niet meer bent, doof je. Onderin zie je andere, gezonde peren; zij worden door hem verlicht. En hier bovenin kun je, door die lichtende streep die haaks op de draad staat, het kruis zien, dat toch de basis is van het geloof. Als je verbonden bent met God en met Christus, ga je vanzelf licht verspreiden. Zelfs al ben je – net als ik – ‘maar’ een gewone peer.”
Beeld: Ruben Timman (foto)