Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Pastor Saïd: 'Had ik maar langer met hem gepraat'

De broer van de aangetrouwde neef van pastor Saïd was een van de daders van de aanslag in de Bataclan in Parijs. Saïd kende hem persoonlijk en vraagt de slachtoffers om vergeving. Tegelijk is hij scherp richting christenen. “Bang voor moslims? We moeten banger zijn voor ons eigen gebrek aan liefde.”

Deel:

Op de avond van de aanslagen in Parijs, 13 november, zit pastor Saïd met zijn vrouw Fatima en hun twee kinderen samen met zijn nichtje en haar man in een ander theater, op 1000 meter van de Bataclan “Toen we de schoten hoorden, wist ik meteen dat het om een aanslag ging,” vertelt Saïd. “Er heerste grote paniek. Elke keer als er een auto hard voorbij reed, doken de mensen op straat snel een restaurant binnen. Iedereen was bang voor elkaar.”

Omdat Saïds auto vlakbij de Bataclan geparkeerd stond, konden hij en zijn gezin niet weg. “Ik heb mijn neef gevraagd mijn vrouw en kinderen naar huis te brengen. Zelf kon ik pas om drie uur ’s nachts naar huis, waar ik de rest van de nacht naar de beelden op tv heb gekeken.”

Een dag later staat er een journalist voor de deur van zijn neef met de mededeling: ‘Jouw broer heeft zich opgeblazen.’

Bij de aanslagen in Parijs kwamen in totaal 129 mensen om het leven.

Alles uit de kast

De meeste interviewverzoeken wimpelt hij af. Maar voor Visie reserveert pastor Saïd – gitzwart, kortgeknipt haar, getinte huid – een hele middag. “Omdat jullie speciaal voor mij uit Nederland zijn gekomen.”

We treffen elkaar in een van de koffietenten van een shoppingmall, net buiten het centrum van Parijs. Na een half uur komen twee mensen van de beveiliging naar ons tafeltje. Wat we aan het doen zijn en waarom we al die apparatuur bij ons hebben. Zodra we dit hebben uitgelegd, staat Saïd (48) op. “Laten we naar de Bataclan gaan. Daar praten we verder.”

Onderweg door de brede straten scheren scooters en motoren ons voorbij. Op een aantal gebouwen wappert de Franse vlag – halfstok. “Ik ben niet bang,” zegt Saïd drie kwartier later tijdens de lunch in een klein Libanees restaurant. “‘De tekst die de eerste dagen na de aanslagen door mijn hoofd maalde, is: ‘Volmaakte liefde bant de angst uit’, 1 Johannes 4:18. Dat is het. Waarom zijn veel christenen bang? Omdat ze hun christelijke identiteit niet goed kennen. Als je je identiteit in Christus zoekt, hoef je niet bang te zijn voor moslims. President Hollande zegt dat het oorlog is en haalt alles uit de kast om de terreur te stoppen. Maar ik voer deze oorlog op mijn knieën. Alleen met gebed en liefde kunnen we de extremisten verslaan.”

Saïd haalt zijn telefoon tevoorschijn en toont foto’s waarop hij radicale moslims vriendschappelijk omarmt. “Contact is de sleutel, zelfs als je het niet met iemand eens bent. We moeten een band opbouwen met moslims. Nodig gesluierde vrouwen uit, ga het contact met hen aan. Zelfs extremistische moslims moet je liefhebben, omhelzen. Pas als je ze omhelst en kust, kun je hun baarden aftrekken. Dat is de manier waarop wij christenen oorlog moeten voeren.”

Urenlang ondervraagd

Op het moment dat Saïds neef van een journalist te horen krijgt dat zijn broer een van de daders is van de aanslag in theater Bataclan, stort zijn wereld in. Saïds neef en zijn vrouw besluiten zich vrijwillig bij de politie te melden, waar ze drie dagen lang worden ondervraagd. Saïd: “De politie heeft hen handboeien omgedaan, en een dag in een terroristencel opgesloten. Ze zijn als criminelen behandeld.” Saïd en zijn vrouw Fatima worden opgeroepen te getuigen en ook zij worden urenlang ondervraagd. “Over elke minuut van die vrijdagavond moesten we ons verantwoorden en alle berichten op onze telefoons werden gecheckt. Ook al kwamen onze getuigenissen overeen, ze konden zich niet voorstellen dat het puur toeval was dat wij die avond op nog geen duizend meter van de aanslagen zaten.”

Ten einde raad belt Saïd een paar politieke vrienden, die ten gunste van Saïd en zijn neef getuigen. Uiteindelijk leveren camerabeelden van het theater het bewijs dat de twee gezinnen daar inderdaad de hele avond waren.

Saïd vertelt hoe hij zich in deze dagen gedragen voelde door het gebed van christenen om hem heen. “Ik heb dat nog nooit zo duidelijk gevoeld. Menselijkerwijs gesproken zou je gek worden in zo’n situatie, maar God was erbij. Hij heeft ons de goede woorden in de mond gelegd en hielp ons wat afstand te nemen van onze emoties.”

Ismael Omar Mostefai, een van de daders van de aanslag in de Bataclan, is de broer van uw aangetrouwde neef. Hoe goed kende u hem?

"Toen ik hem op de trouwdag van mijn nichtje zag, leek hij uiterlijk helemaal niet op een radicale moslim. Hij danste op wereldse muziek, was modern gekleed en hield van het leven. Kortom: een jonge, moderne Fransman. Toen ik hem drie jaar geleden voor het laatst ontmoette, voelde hij zich duidelijk ongemakkelijk in mijn aanwezigheid. Hij ontliep mij. Ik vermoed dat hij bang was dat ik hem ongemakkelijke vragen zou stellen.”

Hoe kijkt u nu naar hem?

“Ik veroordeel wat hij heeft gedaan, laat dat duidelijk zijn. Het is een schandalige daad. Maar ik beschouw hem als een slachtoffer. Hij woonde in een probleemwijk, was geen onbekende van de politie en zijn omgeving heeft hem negatief beïnvloed. In die zin vind ik het belangrijk om niet alleen naar de gevolgen, maar ook naar de oorzaken te kijken.

Nu heb ik spijt dat ik tijdens onze laatste ontmoeting, drie jaar geleden, niet langer met hem heb gepraat. Misschien is het mijn schuld dat hij is geradicaliseerd. Dat zijn grote woorden ja, maar dat is wat ik nu voel. Jezus gaf mij een gelegenheid om met hem te praten en die gelegenheid heb ik niet aangegrepen.”

Dreigbrieven

“Mijn nicht heeft het er heel moeilijk mee dat haar zwager tot zoiets in staat bleek,” zegt Saïd, terwijl hij zoete kruidenthee in een glaasje schenkt. “Zo erg, dat ze eigenlijk niet meer wil leven. Je moet je voorstellen dat de schaamte en schande enorm zijn. Het voelt voor haar alsof zijzelf de aanslagen heeft gepleegd. Ze hebben plannen om hun achternaam te veranderen, omdat ze niet geassocieerd willen worden met de dader. Tegelijk, en dat is het bijzondere, merk ik dat zij en haar man openstaan voor het Evangelie. Zo is er onlangs een dominee bij hen geweest die voor haar en haar man gebeden heeft. Dat ze dit hebben geaccepteerd, is een groot wonder. Ze hebben bovendien veel steun gekregen van mijn christelijke vrienden en dat doet hen veel.”

Zelf ontvangt Saïd sinds de aanslagen dreigbrieven. Van extreemrechts, zegt hij, omdat mensen weten dat hij familie is van een van de daders. Maar ook voor hen is hij niet bang. “Ik heb het telefoonnummer van Marine Le Pen van het Front National. Als we Jezus willen volgen, moeten we zelfs mensen van extreemrechts liefhebben.”

U bent niet bang. Maar u heeft wel een gezin met twee kinderen.

“Voor hen ben ik bang, ja. Al bescherm ik hen niet te veel. Ze zijn 13 en 15 en natuurlijk: ik ben hun vader, dus ik zorg voor ze. Maar ze moeten zelf de werkelijkheid ervaren en daar geestelijk van groeien. Als je ze alleen maar opsluit, krijg je oppervlakkige kinderen.”

In een interview met CNN vraagt u vergeving voor deze terreurdaad. Voor veel nabestaanden van slachtoffers zal dat een stap te ver zijn.

“Vergeving kost tijd, maar het is wel nodig. Het is namelijk het enige wat je kan bevrijden. Anders blijft dat wat er is gebeurd als een gezwel in je leven zitten. Nooit kan ik het verdriet wegnemen van de slachtoffers, maar ik kan hen wel geestelijk helpen door om vergeving te vragen.”

Het spijt ons

Terwijl regendruppels op de ramen het zicht naar buiten belemmeren, vertelt Saïd dat hij bezig is met het organiseren van een concert, waarvoor hij de familieleden van slachtoffers wil uitnodigen. Hij heeft zijn nicht en haar man gevraagd of zij tijdens dit concert openlijk om vergeving willen vragen. “Al veertig familieleden van slachtoffers hebben toegezegd te zullen komen. De belangrijkste boodschap van dit evenement zal zijn dat we met hen meelijden. Dat het ons spijt. En we willen hen vragen ons nog een kans te geven om van hen te houden. Samen moeten we dit kwaad bestrijden.”

Hoe kunnen we dat doen?

“Door terug te gaan naar de wortels van dit kwaad. Veel radicaliserende jongeren voelen zich ontheemd en verworpen door de maatschappij en weten niet wie ze zijn. Ze zoeken idealen en ten diepste een identiteit. Maar wat is het ideaal dat ze voorgeschoteld krijgen? Een profeet die doodt en massaslachtingen veroorzaakt. Wij moeten hen dus Christus laten zien. Want Hij is het beste ideaal en in Hem vind je je enige echte identiteit.”

Heeft u met uw achtergrond makkelijk toegang tot moslims?

“Nee, want zij zien mij als verrader. Dus het is juist moeilijker. Maar het is nóg moeilijker als je niet van hen houdt. Als je moslims liefhebt, is alles mogelijk. Vorige week heeft een bevriende dominee het woord genomen in een moskee en het Evangelie verkondigd. In de moskee! Dat had ik nooit voor mogelijk gehouden. Angst is nergens voor nodig. We moeten banger zijn voor ons eigen gebrek aan liefde en het gebrek aan christelijke overtuiging. Dat is een scherpe boodschap, ja. Maar ik ben voor niemand bang. En als zij mij bedreigen, bedreig ik hen ook: met de liefde van Christus.”

Kerst is geen datum

Kan hij dit jaar wel kerstfeest vieren, in een stad waar de vrede en het licht lijken te zijn uitgedoofd? “Kerst is de mooiste gelegenheid om ons licht te laten schijnen bij de moslims,” reageert hij. “Zij moeten dit jaar het mooiste kerstfeest van hun leven meemaken en verliefd worden op Jezus. Zij hebben het zo nodig! Want,” zijn ogen worden feller en hij beklemtoont ieder woord: “Kerst is geen datum, het is een ervaring! Laten dominees deze Kerst daarom de oorlog maar verklaren aan moslims door hen een Bijbel te geven. En vier het dit jaar niet met je eigen gezin, maar nodig voor de kerstmaaltijd een moslimfamilie uit. Dat is pas oorlog!”


Tekst: Mirjam Hollebrandse
Beeld: Arianne Ramaker
Research: Han Hoogendoorn
Bron: Visie 2015, nr. 51/52

said

Over pastor Saïd
Pastor Saïd wordt geboren in Zuid-Marokko en groeit op in een islamitische Berber-familie. Als hij 3 is, emigreren zijn ouders met het gezin naar Frankrijk. In zijn jonge jaren belijdt Saïd zijn geloof vanuit een oprechte overtuiging – hij wil zelfs vaker bidden dan is voorgeschreven.

In Frankrijk voelt Saïd zich niet opgenomen in de samenleving en hij groeit op in racisme en verbittering. Intussen vraagt hij zich af of God wel in hem geïnteresseerd is als Hij zo hoog en ver weg is. In zijn tienerjaren leidt Saïd een dubbelleven. Hij neemt het geweld dat hij om zich heen ziet over en het gaat meer en meer zijn identiteit bepalen. “In de moskee ben ik geradicaliseerd. Ik droeg geen baard, ook geen lange jurk, maar in mijn hart was ik extremist. Hoe dat kwam? Ik had geen identiteit, ik zat in een identiteitscrisis.”

Gederadicaliseerd door de Geest
Op een dag moet zijn moeder naar het ziekenhuis. Een christelijke bovenbuurvrouw belt spontaan aan en stelt voor om voor de jonge broertjes en zusjes van Saïd te zorgen. Er ontstaat een vriendschap tussen beide families en de buurvrouw geeft Saïds zus Fatima een Bijbel. Zij raakt onder de indruk van het Evangelie en komt tot geloof.

De bekering van Fatima voelt als een grote schande voor het gezin en Saïds ouders zijn dan ook gechoqueerd. Ze verscheuren de Bijbel pagina voor pagina, en Fatima wordt geslagen. Toch houdt haar geloof stand.

Als Saïd naar de kerk van zijn zus wordt gestuurd om haar te bespioneren, ziet hij hoe de gelovigen God loven. Dat raakt Saïd zo, dat hij zelf de Bijbel gaat bestuderen. Het zet zijn leven op zijn kop. “De eerste tekst die ik in de Bijbel las, was Mattheüs 11:28: ‘Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn en Ik zal u rust geven.’ Dat sloeg in als een bom. Want ik wás moe. Zowel psychisch als lichamelijk. Nu kan ik zeggen: ‘Ik was aan het radicaliseren, maar de Heilige Geest heeft mij gederadicaliseerd.”

Ook zijn vader komt tot geloof. Zijn moeder is nog steeds moslim, maar Saïd bidt veel voor haar. “Ik leg haar de handen op. Na twintig jaar accepteert ze dat.” Momenteel is Saïd pastor van een kleine Marokkaanse gemeente in Parijs, waar diverse nationaliteiten samenkomen.

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--