Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Raadselachtige verschijnselen rondom het paasverhaal

De middag dat de zon ineens verdween

Wie de Bijbelse verhalen rond Jezus’ lijden en sterven uitpluist, stuit soms op teksten die vragen oproepen. Waarom schrijft Matteüs bijvoorbeeld over doden die opstaan en - na Pasen - in Jeruzalem ‘aan een groot aantal mensen’ verschijnen? Vier raadselachtige verschijnselen nader bekeken.

Deel:

1. Ondoordringbare duisternis

Stel je voor dat de middagzon plotseling verdwijnt. Dat is kennelijk wat er gebeurde toen Jezus aan het kruis hing. Matteüs, Marcus en Lucas spreken van een drie uur durende duisternis (pakweg tussen 12.00 en 15.00 uur). Volgens veel vertalingen besloeg die duisternis “het hele land”, volgens sommige “de hele aarde”.

Er zijn natuurlijke verklaringen voor dit mysterieuze verschijnsel aangedragen: een vulkaanuitbarsting, een zonsverduistering, of een plotseling opstekende hete woestijnwind (sirocco). Maar de evangelisten zeggen daar niets over. Alle aanwezigen zullen die ondoordringbare duisternis hebben opgevat als “het teken van een Goddelijk oordeel”, noteert de Studiebijbel In Perspectief. Denk
aan Exodus 10 vers 22, waar Gods oordeel Egypte in duisternis hult. En Amos 8 vers 9: “Op die dag – spreekt God, de HEER – zal Ik op het middaguur de zon doen ondergaan, en het land verduisteren op klaarlichte dag.”

Op Golgota werd de zondeloze Jezus een vloek voor ons (Galaten 3 vers 13). Het Licht voor de wereld (Johannes 8 vers 12) léék voorgoed gedoofd. Maar schijn bedriegt.

2. Gescheurd voorhangsel

Een verbijsterend tafereel: toen Jezus buiten de muren van Jeruzalem stierf, scheurde het voorhangsel (het doek dat de ingang tussen de voorhof en de tempel bedekte) “van boven tot onder in tweeën” (Marcus 15 vers 38; Matteüs 27 vers 51). Hoogstwaarschijnlijk moeten we denken aan het grote, kostbare en dikke gordijn dat voor het allerheiligste hing (zie Exodus 26 vers 31-33). Erachter mocht geen sterveling komen. Behalve, één keer per jaar, de hogepriester. 

Opvallend is dat de tempel kort voor Jezus’ dood ook al ter sprake kwam. In Marcus 15 vers 29 staat: “De voorbijgangers keken hoofdschuddend toe en dreven de spot met Hem: ‘Ach, kijk nou toch eens! Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red jezelf toch door van het kruis af te komen.’”

Let op het contrast. Terwijl omstanders spotten met Jezus’ profetische woorden (Marcus 14 vers 58), laat God zien dat de dagen van de tempel inderdaad zijn geteld. Met Jezus’ kruisdood is het heiligdom, dat in 70 na Christus daadwerkelijk zou worden verwoest, al symbolisch vernietigd, zoals Bijbelwetenschapper N.T. (Tom) Wright het verwoordt. Spreekt het gescheurde voorhangsel alleen van oordeel? Nee, het is ook een hoopvol teken. Voor allen die in Hem geloven, heeft Jezus de weg naar God vrijgemaakt (zie Hebreeën 6 vers 19 en 20; en 10 vers 19 en 20).

Lees ook: 7 verrassende dingen over Pasen
Lees ook: 7 verrassende dingen over Pasen

3. Twee aardbevingen

Matteüs maakt melding van twee aardbevingen. Eén vlak na Jezus’ kruisdood (27 vers 51: “... en de aarde beefde en de rotsen spleten”). En de andere kort na Jezus’ opstanding. In 28 vers 2 lezen we: “Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten.” Beide aardbevingen maken duidelijk dat er met Jezus’ dood en opstanding iets buitengewoon ingrijpends is gebeurd. Ze markeren een beslissende goddelijke ingreep (vergelijk Jesaja 29 vers 6) én preluderen op wat de oudtestamentische profeten “de dag van de HEER” noemen. Wright schrijft in dit verband: “De God die op Goede Vrijdag stil bleef (toen Jezus het uitschreeuwde: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’, red.), heeft het laatste woord.”

4. Vreemde verschijningen

De meest raadselachtige tekst? Die vinden we in Matteüs 27 vers 52 en 53: “De graven werden geopend en de lichamen van veel gestorven heiligen werden tot leven gewekt; na Jezus’ opstanding kwamen ze uit de graven, gingen de heilige stad binnen en verschenen aan een groot aantal mensen.”
Gaat het om mensen die al lang geleden zijn gestorven? Onwaarschijnlijk, stelde Klaas Schilder in een paaspreek uit 1916: anders zouden ze door niemand in Jeruzalem zijn herkend. Hij benadrukt dat de opstanding van deze gestorven heiligen voor ons een grote troost betekent: Gód houdt de macht over de dood. Hun opwekking onderstreept dat eens, bij Jezus’ terugkomst, álle doden zullen opstaan.

Hun verschijning kun je een visuele paaspreek noemen. Zoals Jakob van Bruggen in zijn Matteüs-commentaar schrijft: zij vormen het voorschot op de grote menigte die “straks de nieuwe heilige stad zal binnengaan” (Openbaring 21 vers 2 en 10; 22 vers 19). 

Waarom noemde Matteüs (bijna terloops) deze vreemde verschijningen? Ongetwijfeld om ons te brengen tot de belijdenis die de Romeinse centurio in hoofdstuk 27 vers 54 uitsprak: “Hij was werkelijk Gods Zoon.”

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--