Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Spitten in de Bijbel

Zes archeologische vondsten onder de loep

Ronkende krantenkoppen over archeologische ontdekkingen die Bijbelse gegevens ontkrachten of juist bevestigen, zorgen steevast voor een hoop publiciteit. Wie beroepsmatig het stof van het verleden blaast, wakkert niet zelden de vlammen aan van felle discussies.

Deel:

Eeuwenoude inscripties, beeldjes, papiersnippers, gebruiksvoorwerpen en wat dies meer zij brengen de wereld van het Oude en het Nieuwe Testament dichterbij. De Bijbel door de bril van de archeologie bekijken, is ronduit fascinerend. Maar ook frustrerend. Want als het om de interpretatie van bepaalde ontdekkingen gaat, staan archeologen soms lijnrecht tegenover elkaar. Een van de beruchtste voorbeelden is Jericho. Vielen de muren van deze stad inderdaad toen Jozua en het volk eromheen trokken, of waren ze al ver vóór die tijd verwoest? Alleen al over deze vraag wordt tot op de dag van vandaag gediscussieerd.

Er zijn meer kwesties waarover experts met elkaar in de clinch liggen. Visie vond zes opmerkelijke archeologisch vondsten met een Bijbels randje.

1. Abrahams kamelen: een misser?

Iedere Bijbellezer ziet het plaatje moeiteloos voor zich: met zwaarbepakte kamelen rijdt Abraham naar het beloofde land. Maar volgens kritische archeologen blundert de Bijbel op dit punt (zie bijvoorbeeld Genesis 12:16 en 24:10-64): in de aartsvaderlijke periode waren er nog helemaal geen getemde kamelen. Als bereden lastdieren zouden ze pas vanaf de tiende eeuw voor Christus voorkomen – lang na hun tijd.

Andere archeologen pareren deze kritiek, op basis van (onder meer) deze ontdekkingen:

  • In de oude stad Mari in Syrië, op de westelijke oever van de Eufraat, is een kamelenbegraafplaats gevonden uit circa 2400-2200 voor Christus. Deze begraafplaats duidt erop dat het om getemde, niet om wilde kamelen ging.
  • Er is een tekst bekend, afkomstig van de oude stad Ugarit, waarin de kameel wordt genoemd in een lijst van gedomesticeerde dieren in de Oud-Babylonische periode (1950-1600 voor Christus).

2. Gedenksteen met de naam van koning David

Wie kent zijn verhaal niet? David, de herdersjongen die een reus versloeg en koning naar Gods hart werd. Maar critici werden niet moe te betogen dat David mogelijk, of zelfs waarschijnlijk, een legendarisch personage was, ontsproten aan het brein van een vrome Bijbelschrijver.

In juli 1993 dook zijn naam voor het eerst op in een buiten-Bijbelse bron uit die tijd. Toen archeologen de vondst in Noord- Israël van deze drieduizend jaar oude ‘Tel Dan’-stèle (gedenksteen) bekendmaakten, was dat wereldnieuws. De inscriptie maakte melding van ‘het huis van David’ en ‘het huis van Israël’, doelde onmiskenbaar op een koning én noemde oorlogen die we ook vanuit de Bijbel kennen. Nadien is David nog twee keer gevonden in inscripties uit die tijd. Dat David – op z’n minst – een historische figuur was, valt dus zelfs voor de meest verstokte Bijbelcritici moeilijk te ontkennen.

3. Koning Mesa van Moab

In 1868 werd in het oude stadje Dibon (genoemd in Numeri 32, Jesaja 15 en Jeremia 48), oostelijk van de Dode Zee, tussen bergen puin een grote stèle van zwart basalt ontdekt. Die bleek licht te werpen op het oude Israël, ten tijde van de profeet Elisa. De inscriptie op de gedenksteen is rond 830 voor Christus opgesteld door koning Mesa van Moab, die de Bijbel eveneens noemt. Ook wordt de koning van het toenmalige tienstammenrijk genoemd, Omri (de vader van Achab), die in een veldslag werd verslagen door de Moabieten. Deze geschiedenis vinden we in 2 Koningen. Bijzonder is trouwens dat ook de Godsnaam JHWH expliciet wordt genoemd, gekoppeld aan het volk Israël.

Op de stèle tekende koning Mesa overigens alleen zijn successen, iets wat koningen destijds vaker deden. 2 Koningen 3 vertelt hoe hij later door Israël alsnog in het nauw werd gedreven. Op het nippertje wendde hij een totale nederlaag af door zijn eigen zoon op de stadsmuur te offeren aan zijn god, Kemos. Toen de Israëlieten dat zagen, trokken zij zich verbijsterd terug (2 Koningen 3:27).

4. ‘De mythe van Nazareth’

Het zal Bijbellezers waarschijnlijk verbazen, maar vóór 2009 waren er atheïsten en andere sceptici die met klem beweerden dat de plek waar Jezus volgens de Bijbel opgroeide, Nazareth, in Zijn tijd nog helemaal niet bestond. Met onverhulde gretigheid spraken zij van ‘de mythe van Nazareth’: deze plaatsnaam treffen we pas vanaf 400 na Christus in buiten-Bijbelse bronnen aan.

Hebben de evangelisten ons dus maar wat op de mouw gespeld, die de Zoon van God vaak ‘Jezus van Nazareth’ noemen? Toch niet. In 2009 werd voor het eerst een huis uit het Nazareth van Jezus’ dagen opgegraven (de muren en een vloer). Nazareth was in Zijn jeugdjaren een gehucht, waar – volgens de betrokken archeologen – zo’n vijftig arme Joodse families woonden. De mythe bleek zelf een misvatting.

5. De vijver van Siloam

In 2004 werd de vondst bekendgemaakt van eeuwenoude traptreden die ooit naar een vijver leidden, in wat nu de Arabische wijk Silvan is, ten zuiden van de Oude Stad van Jeruzalem. De Israëlische archeoloog Eli Shukrun en zijn team concludeerden, mede op basis van daar aangetroffen munten, dat dit het Bijbelse badwater van Siloam moest zijn. Die vijver kennen we als de locatie waar Jezus een blindgeborene genas (Johannes 9:7). Wie Israël bezoekt, kan eeuwen na dato een kijkje nemen op precies die plek.

6. Was Jezus dan tóch getrouwd?

Sensationeel nieuws in 2012: er was een antiek tekstfragment ontdekt dat al snel het Evangelie van de Vrouw van Jezus werd genoemd. De papyrussnipper leek een bom te leggen onder het traditionele beeld van Jezus als vrijgezelle Rabbi. “Jezus zei tegen hen: mijn vrouw...”, staat er namelijk te lezen in de oude taal van Egyptische christenen, het Koptisch. En: “...zij zal Mijn discipel kunnen worden.”

De Amerikaanse prof. Karen L. King, als historica verbonden aan de prestigieuze Universiteit van Harvard en gespecialiseerd in de geschiedenis van het vroege christendom, onthulde deze vondst op een wetenschappelijk congres in Rome. Volgens King was de tekst vermoedelijk in de 4e eeuw na Christus geschreven, mogelijk als kopie van een tekst uit de 2e eeuw. Ze beweerde overigens niet dat Jezus getrouwd was, maar stelde wel dat sommige christenen kennelijk rekening hielden met die mogelijkheid.

Vakgenoten zetten direct grote vraagtekens achter de authenticiteit. En het Vaticaan sprak nog geen week na dit congres van een “onbeholpen, slechte vervalsing”. Toch bleef King erbij dat het geen vervalsing betrof. Pas afgelopen juni gaf de historica schoorvoetend toe dat het “waarschijnlijk om een vervalsing” ging. Wrang is dat zij deze uitspraak pas deed nadat een journalist van het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic had gereconstrueerd hoe zij aan het veelbesproken papyrus- fragment was gekomen: alles wees in de richting van een regelrechte vervalsing. De moraal? Zeker als het om ‘spectaculaire’ vondsten gaat, blijft voorzichtigheid het devies.

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--