Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Telefoonhaat in tijden van corona

Bellen, bellen en videobellen

Uitgebreid zakelijk bellen? Eva-redacteur Marlies weet dat ze er om deze coronatijd aan moet geloven. Maar stiekem zet ze haar telefoon het liefst op stil.

Deel:

Ik ben geen beller. Nooit geweest ook. Als het kosmische geluidje van mijn smartphone zich laat horen, negeer ik hem het liefst, om hem na dertig lange seconden grommend op te nemen. Liever nog zet ik het apparaat op stil. Om achteraf tegen een argeloze beller te kunnen zeggen dat ik hem (helaas! sorry!) niet heb gehoord. 

Het grijze plastic snoer met krullen

Heel even, rond mijn veertiende, had ik een merkwaardig KPN-uitstapje, toen nog PTT. Urenlang hing ik met mijn BFF aan de telefoon, draaiend aan het grijze plastic snoer met die mooie krullen erin, giechelend over zestienjarige jongens met O’Neill-jassen en ponykapsels (we spreken hier over de jaren tachtig). Maar dat uitstapje duurde slechts een jaar of twee, daarna was mijn telefoonhaat weer terug als nooit tevoren.

Maar liefst 2,5 miljoen Britten lijden aan telefobie

Het heeft vast iets met sociale verlegenheid te maken. Hoe zakelijker het telefoontje, hoe hoger mijn bel-drempel. Ik bel het liefst kort, maak een afspraak en zie iemand vervolgens live. Lang werkgerelateerd telefoneren is het walhalla van de extravertere medemens, die moeiteloos kan ratelen en kletsen. Niet van introverten zoals ik, die soms struikelen over woorden als over zo'n lang telefoonsnoer, duizendmaal liever mailen en WhatsAppjes versturen, en een opleiding journalistiek nodig hebben gehad om over telefoondrempels heen te stappen. Gelukkig ben ik toch niet zo'n alien als ik dacht. Veertig procent van de jonge generatie heeft een hekel aan telefoneren. En uit onderzoek in 1993 bleek dat destijds maar liefst 2,5 miljoen mensen in het Verenigd Koninkrijk leed aan een heuse telefobie

(lees verder onder de banner)

En nu is de coronatijd aangebroken, met thuiswerkdagen vol telefoongesprekken. Toen een werkrelatie voorstelde om binnenkort eens per telefoon bij te praten, mompelde ik per WhatsApp iets onverstaanbaars. Opeens was daar weer diezelfde psychologische bel-berg als aan het begin van mijn studie journalistiek. Zelfs het nieuwe videobellen, met tien collega’s tegelijk via Microsoft Teams, is, hoewel een uitkomst, geen plausibele vervanger voor een warm gesprek, waarin je iemands mimiek kunt lezen en ontspannen stiltes kunt laten vallen die in een normaal gesprek thuishoren. 

Natuurlijk, ik weet dat er mensen zijn die snakken naar een telefoontje, juist nu. Maar o, wat zal ik net als alle andere 17 miljoen Nederlanders blij zijn als ik de collega's en relaties om me heen weer live in de armen kan sluiten. En intussen, als ik dan toch bel, ga ik onderuitgezakt op de bank zitten, met de telefoon op de speaker. En doe mijn ogen dicht. Dan is het even of ik gewoon naast iemand in een kantoortje of horeca-gelegenheid zit. Heerlijk.

Ooit gehoord van didaskaleinofobie? Lees dan ook dit artikel!

Geschreven door

Marlies Medema

--:--