Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Waarom Hitler meer theologisch personeel had dan je zou verwachten…

Daan duikt voor zijn studie in de jaren dertig van de vorige eeuw. Naast theoloog en verzetsheld Bonhoeffer komt hij opvallend veel gematigde theologen tegen die het nazisme juist steunen. Waarom waren uitgerekend de christenen zo gecharmeerd van de ideeën van Hitler?

Deel:

Wie denkt aan theologie en nazi-Duitsland denkt onmiddellijk aan Dietrich Bonhoeffer. Als íemand profetisch in opstand kwam tegen het antichristelijke haatbewind van de nazi’s, was hij het wel. Uiteindelijk maakte Bonhoeffer zelfs de keuze om deel te nemen aan een mislukte aanslag op Hitler. Hij zag geen andere optie meer. Dit heeft hij moeten betalen met zijn leven. Op 9 april 1945 werd hij geëxecuteerd.

Terecht wordt Bonhoeffer vandaag als een verzetsheld gezien. Maar wie de woorden terugleest die Bonhoeffer op 23-jarige leeftijd vanaf een kansel in Madrid sprak, zou zeggen dat we met een totaal andere theoloog te maken hebben:

Ik zal de wapens opnemen in het vreselijke besef dat ik iets afschuwelijks doe, en tegelijkertijd beseffend dat ik niet anders kan. Ik zal mijn broeder, mijn moeder, mijn mensen verdedigen, en dit kan ik enkel doen door bloed te vergieten; maar de liefde voor mijn Volk zal moord heiligen; zal oorlog heiligen.

Bonhoeffer preekte hier in het jaar 1929 vanuit een liefde voor zijn volk. Deze volksliefde rechtvaardige volgens hem niet alleen een verdediging van het eigen land, maar ook een gewelddadige expansiepolitiek. Volkeren waren door God op aarde geplaatst om zich uit te breiden, zo was de gedachte. Volgens kenners kwam het door zijn verblijf in de Verenigde Staten en zijn contact met zwarte kerken daar, dat Bonhoeffer radicaal veranderde en uiteindelijk voor het verzet koos. Daarvoor was hij in onze ogen dus best extreem. Maar werd dat in zijn tijd ook zo gezien? Waren de woorden van Bonhoeffer in de jaren 20 van de vorige eeuw wel zo extreem? Hoe zag de theologie er in de tijd van Bonhoeffer uit?

Hitler als de nieuwe Luther

Om achter het antwoord te komen, ben ik dieper in die tijd gedoken. Ik kwam erachter dat er over de rol van de protestantse kerken in nazi-Duitsland nogal wat mythevorming bestaat. Het verhaal gaat dat er sprake was van een kerkenstrijd met aan de ene kant de Deutsche Christen, die de nazi’s door dik en dun steunden, en aan de andere kant de Bekennende Kirche, waarin luid geprotesteerd werd tegen het nazistische bewind.

Dit is maar deels waar. Inderdaad, de verzetstheologen die er waren, hoorden bij de Bekennende Kirche en de Deutsche Christen was expliciet pro-nazi. Hitler werd door sommigen uit die laatste groep gezien als een nieuwe Luther. Laatstgenoemde had het christendom bevrijd van alle paapse ballast en Hitler zou nu afrekenen met alle Joodse invloeden.
De Bekennende Kirche was misschien minder extreem, maar hun verzet had puur en alleen met kerkelijke aangelegenheden te maken. Zo vond zij dat het regime niet kon bepalen wie welke functies in de kerk mochten bekleden. Dat wil alleen niet zeggen dat de leden van de Bekennende Kirche ook protesteerden tegen de overige maatregelen die bijvoorbeeld tegen Joden werden genomen. Sterker nog: dat Joden een probleem vormden in de samenleving, daar was men het veelal wel over eens. In de woorden van Susannah Heschel (schrijfster van The Aryan Jesus: Christian Theologians and the Bible in Nazy Germany):

In de zogenaamde kerkenstrijd tussen de Deutsche Christen en de Bekennende Kirche om de controle over de protestantse kerk, werd het antisemitisme de lijm die de twee facties, die verder hevig met elkaar oorlog voerden, met elkaar wist te verenigen.

Uiteindelijk was een derde van de protestantse kerken in Duitsland aangesloten bij de Deutsche Christen en twintig procent hoorde bij de Bekennende Kirche, waarvan slechts een zeer kleine minderheid daadwerkelijk in verzet kwam. Het overige deel van de protestantse kerk bevond zich ergens in het midden.

Academici en theologen hadden veel te verliezen

Het Duitsland van de jaren 30 verkeerde in een crisis van wereldformaat. Duitsland had in WOI ruim 2 miljoen soldaten verloren (even ter vergelijk: meer dan de Verenigde Staten in de twee wereldoorlogen, de Vietnamoorlog, de Koreaanse oorlog en de Onafhankelijkheidsoorlog bij elkaar). Duitsland werd met het Verdrag van Versailles hard afgestraft. Dure herstelbetalingen en een torenhoge inflatie leidde tot een economische crisis.

Niet alleen economisch gezien was er crisis. Duitsland had voor het eerst een democratische overheid, de zogenaamde Weimarrepubliek. Plotseling kregen minderheden stemrecht, was er persvrijheid en kon iedereen zijn of haar zegje doen. Bepaalde groepen, onder andere Joden en mensen links van het politieke spectrum, profiteerden hiervan. Andere groepen, waaronder academici en theologen, hadden hier echter veel bij te verliezen. Zij voelden zich bedreigd. Daarbij was er ook nog eens sprake van wat in de ogen van bepaalde christenen moreel verval was: een bloeiend uitgaansleven, homoseksualiteit, bioscopen en prostitutie. De theologie bevond zich in een geloofscrisis: de historische bijbelkritiek leidde tot grote vragen over de betrouwbaarheid van het christelijk geloof. Oude zekerheden vielen weg. De gevestigde (christelijke) orde werd een kat in het nauw, en een kat in het nauw maakt rare sprongen.

De NSDAP, de partij van Adolf Hitler, noemde het christendom het fundament van hun partijprogramma. Hitler beloofde prostitutie af te schaffen, en dat deed hij ook (later richtte hij bordelen op voor SS-officieren). De grondbeginselen van het nazisme hadden in werkelijkheid weinig met het christendom te maken, maar veel mensen slikten dit stichtelijk christelijk sausje voor zoete koek. Zo geloofde de invloedrijke Lutherse theoloog Gerhard Kittel oprecht dat Adolf Hitler een vroom man was, die een exemplaar van het Nieuwe Testament in zijn binnenzak droeg en daar elke dag uit las. Duitse antisemitische bewegingen namen afstand van hun antichristelijke standpunten, omdat ze langzaam inzagen dat ze in de kerk een makkelijke medestander zouden hebben.

Een aimabele gentlemen met nazi-ideeën

Onder christelijke nazi-aanhangers bevonden zich mensen die beweerden dat Jezus geen Jood was (hij kwam immers uit Galilea, waar mensen met Arisch bloed woonden), dat het Oude Testament beter uit de Bijbel geschrapt kon worden en dat Paulus als Jood het christendom misvormd had. Maar dat waren de extreme geluiden. Er waren genoeg ‘gematigde’ theologen. De eerdergenoemde Gerhard Kittel stond bekend als een aimabele gentleman die op een redelijke wijze zijn keuze voor het nazisme kon verdedigen. Hij was van mening dat met name seculiere Joden de Duitse maatschappij ontwrichtten.

In zijn rede Die Judenfrage kwam hij met vier mogelijke oplossingen:
1. Uitroeiing. Kittel veegde dit idee van tafel, omdat het volgens hem praktisch onhaalbaar was.

2. Zionisme. Ook dit was volgens Kittel onmogelijk, omdat de Arabieren in het Midden-Oosten hier nooit mee akkoord zouden gaan.

3. Assimilatie. Dit was volgens Kittel allang mislukt. De Joden zouden met hun verlichte seculiere ideeën de Duitse cultuur bezoedelen. In de woorden van Holocaust-historicus Robert Ericksen (schrijver van Theologen onder Hitler): ‘Net als de nationaalsocialisten weet ook Kittel de Verlichting, het rationalisme, het secularisme, de immoraliteit en de decadentie aan de joden, met name aan de geassimileerde joden.’

4. De enige oplossing die Kittel nog zag: het verlenen van een gastenstatus aan Joden. Voor hen zouden voortaan andere regels gelden en hun burgerrechten zouden worden afgenomen.

Kittel kon beweren dat hij uit liefde handelde. Zijn overtuigingen werden dan ook niet gedreven door een haat naar het Joodse volk. Dat zijn antisemitisme louter spiritueel was en niets met racisme te maken had gehad, gebruikte hij later als verdediging. Na de oorlog zijn er zelfs Joden geweest die voor hem hebben gepleit, aangezien hij naar zijn Joodse medemens altijd behulpzaam was geweest. De man had twee gezichten.

Het had niets te maken met Jodenhaat

Ook de keuze van de theoloog Paul Althaus voor het nazisme had niets met Jodenhaat te maken. Althaus stond bekend als een genuanceerd en gematigd theoloog. Hij schreef:

Het heeft niet te maken met Jodenhaat – men kan op dit punt direct overeenstemming bereiken met serieuze Joden – het heeft niet te maken met bloed, en ook niet met de godsdienstige overtuigingen van het jodendom, maar met de bedreiging van een specifieke, gedesintegreerde en demoraliserende grootstedelijke spiritualiteit, waarvan thans het Joodse volk de primaire vertegenwoordiger is.

Je zou kunnen beweren dat de ‘gematigde’ geluiden van figuren als Kittel en Althaus nog gevaarlijker waren dan die van de meest extreme vleugel van de Deutsche Christen. Bij die laatste groep was het racisme tenminste expliciet. Zij konden weggezet worden als de echte schuldigen. Bij gerespecteerde theologen als Althaus en Kittel was dat veel lastiger.

Vergis je niet, dit hadden we ook in Nederland

Het is verleidelijk om te denken dat de Nederlandse kerk immuun was voor het grote kwaad uit Duitsland. Van menig kansel is het lidmaatschap van de collaborerende partij de NSB dan ook veroordeeld. Maar vergis je niet. In Nederland bestond de zogenaamde Orde van Getuigen van Christus. Hun devies luidde: Christus voor alles. In werkelijkheid was het een platform voor christelijk nationaalsocialistische ideeën. In hun krantje Evangelie en Volk, dat elke twee weken verscheen, stond de volgende oproep:

Alle Protestantsche Christenen, die door hun nationaal-socialistische sympathieën moeilijkheden ondervinden in hun kerken, of wel door een vijandige houding der kerken tegenover de nieuwe nationale en sociale stroomingen den weg tot het evangelie niet kunnen vinden, kunnen hun nooden in deze aan de Orde melden.

In Brochure V schreef de NSB over de ‘godbelijdende staat’, waarvoor zij stonden en die ze tegenover de ‘goddelooze staat’ plaatsten. En net als in Duitsland waren bepaalde christenen in Nederland gevoelig voor dit soort retoriek. De Orde van Getuigen van Christus had misschien niet veel leden, maar onder hen bevonden zich dominees, godsdienstdocenten en zelfs mensen van adel. Hendrik Willem van der Vaart Smit, lid van deze orde en hoofdredacteur van Evangelie en Volk, was tevens directeur van het Nederlandsch Christelijk Persbureau. In die functie wist hij veel van zijn nationaalsocialistische ideeën te verspreiden. Ook zijn antisemitisme loog er niet om. In een van de uitgaven van Evangelie en Volk schreef hij:

Het nationaal-socialisme maakt ernst met het rassenonderscheid, dat is: met een scheppingsorde Gods. God heeft de rassen gemaakt. Wij moeten dat weten en eeren. Het Joodsche ras is een ander ras dan het Germaansche. Wij verachten dat ras niet; dan immers zouden wij een scheppingsorde Gods verachten. Maar wèl weten wij, dat door zondigheid der menschen het Joodsche ras een verkeerde plaats in onze samenleving is gaan innemen, een parasiteerende plaats, een veelszins bolsjewiseerende plaats, met een anti-Germaansche en ook anti-Christelijke plaats. En dat moet – in Gods naam – hersteld worden.

Strijder voor het christendom

Ook Van der Vaart Smit kon beweren dat hij nergens uit haat naar Joden handelde. Tot aan zijn dood in 1985 toe heeft hij zijn keuze voor het nationaalsocialisme verdedigd. In de jaren 70 beweerde hij dat hij vooral voor het christendom had gestreden. Ook zou hij zich uitgesproken hebben tegen Jodenvervolging. Hij beriep zich op het feit dat de Duitsers in een oorlog met het Joodse volk waren. En in een oorlog gold er natuurlijk het oorlogsrecht en daar hoorde vervolgingen niet bij, zo redeneerde hij. Van zijn uitspraken tegen die vervolgingen heb ik geen bewijs kunnen vinden. Wel beweerde hij in een lezing, waarover verslag werd gedaan in Evangelie het Volk het volgende:

Momenteel echter is er oorlogstoestand; deze oorlogstoestand is er ook tusschen Duitschland en het Joodsche volk. Deze oorlogstoestand brengt bepaalde maatregelen mede, die onvermijdelijk zijn en die ten aanzien van het Joodsche volk een bijzonder karakter dragen in verband met de positie die dit volk zich allengs ook onder de Germaansche volken veroverd heeft.

Als Van der Vaart Smit daadwerkelijk tegen de Jodenvervolgingen was, blijft de vraag staan wat hij bij deze ‘maatregelen van een bijzonder karakter’ in gedachten had.

Nazisme een product van secularisatie? 

De keuze van christenen voor het nationaalsocialisme werd vaak gedreven door een angst voor secularisatie en atheïsme. De Joden waren een geschikte zondebok. De ingewikkelde geschiedenis die het christendom al eeuwen had met het Jodendom bleek het vaak maar al te makkelijk te maken om de stap naar het nazisme te zetten.
De ironie wil dat het nazisme na de oorlog vaak werd weggezet als een product van – jawel – secularisatie. De kerk had daar natuurlijk nooit iets mee te maken gehad. Ook nu nog heerst dat idee.

Ik ben me ervan bewust dat het anno 2018 makkelijk is om te oordelen over deze theologen en christenen. Maar nog veel erger is het om deze kwalijke geschiedenis weg te poetsen. Het is verleidelijk om van Hitler de Duivel te maken. Dan heeft wat gebeurd is, niet meer zoveel met ons te maken.

Vandaag de dag wordt er in Nederland steeds meer geschreven en gesproken over mensen die destijds voor de NSB hebben gekozen. Die kant van de geschiedenis is vaak doodgezwegen, onder schaamte bedekt. Maar juist als we ons realiseren dat het soms heel intelligente en goedbedoelende mensen waren die Hitler of het nationaalsocialisme steunden, kunnen we er iets van leren. En in de woorden van Spinvis:

‘Geschiedenis herhaalt zich nooit, maar rijmt altijd een keer.’

Foto boven: ‘Der Deutsche Christ ließt ‘das Evangelium im Dritten Reich’, genomen op de Reichstagung der Deutschen Christen im Berliner Sportpalast in 1933. Meer info vind je hier

Bronnen:

Boeken:
Ericksen, Robert P. Theologen onder Hitler: Gerhard Kittel, Paul Althaus, Emmanuel Hirsch. Vertaald door E.W. van der Poll en D. van Wijnen. Franeker: Uitgeverij T. Wever B.V., 1987.

Heschel, Susannah. The Aryan Jesus: Christian Theologians and the Bible in Nazy Germany.
Princeton en Oxford: Princeton University Press, 2008.

Robinson, David en Ryan Tafilowski. “Conflict and concession: nationality in the pastorate for
Althaus and Bonhoeffer.” Scottish Journal of Theology 70.2 (2017): 127-146.

Tijssen, Henk. De dominee van de NSB: Boissevain en zijn gang van de Nederlandse
Hervormde Kerk naar het Nationaal Socialisme
. Kampen: Ominboek, 2009.

Tijssen, Henk. NSB-predikant Ekering. Amersfoort: Aspekt, 2016. 

Podcasts:
Ericksen, Adam. “Lessons from Hitler’s Rise to Power – An Interview with Dr. Robert Ericksen.The RavenCast. Podcast, 30 september 2016.

Archiefmateriaal:
Publicaties van Evangelie en Volk
Archief (HDC) van H.W. van der Vaart Smit

Documentaires:
https://vimeo.com/ondemand/1700

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 2 mei 2018

Geschreven door

Daan Savert

--:--