Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Waarom je niet moet vragen wat voor werk iemand doet

‘En wat doe jij?’

“En jij, waar hou jij je mee bezig?” Terwijl ik het vraag op het verjaardagsfeestje van een vriendin, hoor ik het. Het is een typische ‘doe-vraag’ die degene aan wie ik de vraag stel, bijna dwingt op te sommen wat ze allemaal voor prestaties aan het leveren is…”

Deel:

Vraag een willekeurige vrouw zich spontaan voor te stellen en ze gaat haperen. Er volgt een opsomming van wat ze is of doet: “In het dagelijks leven ben ik moeder en werk ik bij… Dat was het.” Vrijwel nooit omschrijft iemand zichzelf aan de hand van persoonlijke eigenschappen, zoals: “Ik ben spontaan, maak slechte woordgrappen waar vooral ikzelf hard om moet lachen, en ik ben dol op schaatsen.”

En sta je op een feestje waar een onbekende je aanspreekt, dan komt het gesprek al snel op je burgerlijke staat of je aantal kinderen. Vaak voelt het oppervlakkig en heb je niet het idee dat de ander jou echt leert kennen. Dat wordt nog eens versterkt door de hokjes-vakjescultuur in ons land; we willen iemand graag plaatsen. Jij dóét dit, dus dan zul je wel zo zíjn.

‘Hé, ik ken jou, jij bent van Huis van Belle’


Waarom vinden we het zo moeilijk onszelf te omschrijven? En andersom: als we iemand anders vragen wie hij of zij is, waarom vragen we dan zo vaak naar de bekende weg en framen we iemand zo snel?

Een tijdje geleden werd ik hier mee geconfronteerd. Mijn man en ik waren net geïntroduceerd in een nieuwe kerk. Veel mensen kenden me van mijn werk bij Huis van Belle, en zo werd ik dan ook benaderd. “Hé, ik ken jou, jij bent van Huis van Belle.” Vervolgens werd er geen vraag meer gesteld en ontstond er geen echt gesprek. Die persoon kende mij absoluut niet, want mijn werk is maar een onderdeel van wie ik ben.

Lees verder onder de banner 

Maar hoe zou dit dan anders kunnen?

Onze identiteit wordt bepaald door veel factoren. Filosoof Stine Jensen legt dit helder uit in haar boek Dus ik ben. Onder andere onze opvoeding, ons karakter, onze overtuigingen en ons gedrag maken ons tot wie we zijn. Het een is alleen veel zichtbaarder dan het ander, zoals ons gedrag. Op basis daarvan maken anderen vaak een snapshot van wie je bent: je gedráágt je zo, dus je zult wel zo zíjn. Bij moeders zie je, meer dan bij vaders, dat hun moederschap voor een groot gedeelte hun identiteit gaat bepalen.

Waarschijnlijk is dit geen nieuwe theorie voor je. Maar heb je weleens de gebieden langsgelopen en bedacht: wat bepaalt eigenlijk wie ik ben? En wat zien anderen van mij? Het is belangrijk dat je een identiteit ontwikkelt die niet bepaald wordt door andere mensen, maar die echt van jou is.

  1. Wat is de bron waaruit je put?
    In het verhaal van de Samaritaanse vrouw zie je dat haar afkomst het belangrijkste is, die noemt ze als eerste. In onze tijd is dit wat minder gebruikelijk geworden. Je krijgt over het algemeen de ruimte je eigen identiteit te ontwikkelen. Het is belangrijk om iets van jezelf te hebben. En het belangrijkste is dat je je identiteit bodem geeft: op welke grond sta je? Je staat op de Bron van het leven die jou het leven gaf en je maakte en vormde (Psalm 139). Hij is de basis van je identiteit. Alles en iedereen om je heen kan wegvallen, maar één ding blijft overeind: zijn liefde voor jou.
     
  2. Hoe kent Jezus jou?
    Jezus weet van de Samaritaanse vrouw al dat zij niet één, maar meerdere mannen heeft gehad. Hij biedt haar aan wat ze nodig heeft. Levend water. Wat heb jij nodig? En als jij Jezus tegen zou komen terwijl je met je boodschappentassen de Albert Heijn uit komt, en Hij vraagt je of Hij iets te drinken mag, wat zeg je dan? Wat ziet Jezus als Hij naar je kijkt?
     
  3. Hoe zie je jezelf?
    Valt het jou op hoe vaak je “sorry” zegt? Ook de Samaritaanse vrouw begint vanuit een gebrek over zichzelf te praten: “Maar ik ben immers een Samaritaanse!” Waarom beginnen wij vrouwen niet een keer vanuit trots? Laat zien wie je bent en wees daar blij mee! Er is van elke vrouw maar eentje gemaakt, hoe bijzonder is dat?


Tekst: Eline Hoogenboom

--:--