Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Willie schreef veertig jaar na de stilgeboorte van haar zoon het ontroerende boek ‘Hemelkinderen’

‘Hij werd gelijk weggehaald’

‘Ik ben bang dat je kindje dood is.’ Het zijn die acht woorden die ervoor zorgen dat de wereld van Willie Zeldenrust in 1978 vergaat. Een paar dagen later komt haar zoontje Johannes stilgeboren ter wereld. Ze mag hem niet zien, niet vasthouden. Nu, 40 jaar later, doet ze alsnog haar verhaal.

Deel:

“Het was de een-na-laatste controle. Ik had er al acht maanden zwangerschap op zitten”, begint Willie. “De verloskundige vond me veel te dik. ‘Het zal wel een tweeling zijn’, zei ze.”

Maar uit de echo die volgt, blijkt dat Willie geen twee kinderen draagt. “Het was juist een klein kindje, omgeven door heel veel vruchtwater.” Omdat de gynaecoloog complicaties voorziet, laat hij haar opnemen en onderzoeken. “Die uitslagen waren allemaal negatief: de waardes klopten niet met wat het moest zijn. Toch waren mijn man en ik niet eens erg ongerust. We dachten: als we een kindje met beperkingen krijgen, is dat niet erg. Dat redden we wel samen. We hebben nooit echt doorgevraagd: wat betekent dit nou allemaal?

Dood

Precies een week nadat de gynaecoloog haar laat opnemen, moet ze opnieuw een echo laten maken. ‘Heb je iets bijzonders gezien?’, vroeg hij na afloop. Hij had 4 à 5 series foto’s gemaakt, waarbij onze baby telkens in dezelfde houding lag. ‘Je kindje beweegt niet’, vervolgde hij. ‘Ik ben bang dat je kindje dood is.’ Toen ik dat hoorde, verging mijn wereld. Ik had nooit bedacht dat ons kindje dood zou zijn. Het was een heel grote schok.”

Cocon

“Ik moest zelf terug naar mijn kamer lopen. Terwijl ik met een jongen in de lift stond - voor wie ik natuurlijk gewoon hoogzwanger leek - dacht ik alleen maar: de dood is in mij, alles is voor niks geweest.”

Ik leefde in een soort cocon: het was te groot om te bevatten

Als ze weer op haar kamer is, komt de verloskundige aan haar bed staan. “Ik herinner me nog dat ze meelevend was. Maar wat ze zei, weet ik niet meer precies. Het ging het ene oor in, het andere oor uit. Ik leefde in een soort cocon: het was te groot om te bevatten.”

Wonder

Pas ’s avonds, tijdens het bezoekuur, kan ze het slechte nieuws aan haar man vertellen. Nadat ik het hem vertelde, zei mijn man gelijk: Maar we hebben toch een almachtige God? Ik ga mensen bellen om voor ons kindje te laten bidden, samen gaan we de hemel bestormen!’ Het werd ook een vluchtroute in mijn hoofd. Ik dacht: misschien kan God tóch nog een wonder doen.”

Het wonder blijft uit. “Op een gegeven moment baden mijn vriendinnen niet meer voor ons baby’tje, maar voor mijn leven. Ik moest tenslotte nog bevallen en dat was niet helemaal zonder gevaar.”

Op vrijdagmorgen, half 12, komt Johannes stil ter wereld. “De geboorte ging vrij hectisch: ik was heel erg bezig met weeën opvangen. Toen Johannes geboren was, werd hij gelijk weggehaald. Ik moest vreselijk huilen. Volgens de artsen was het niet goed voor ons om hem nog te zien. Hij was tenslotte al een paar dagen, misschien een week eerder al, overleden in mijn buik.”

Daar zag ik voor het eerst en laatst iets van mijn kindje

Uit sectie op het lichaampje blijkt dat Willie antistoffen aanmaakte tegen het bloed van haar zoontje. “Het klinkt als rhesus, maar dat was het niet. Mijn man en ik bleken een zeldzame afwijking in onze bloedgroepen te hebben. Daarnaast had ik zwangerschapsdiabetes, maar dat is destijds niet ontdekt.”

Klein wit kistje

Een paar dagen later komt de begrafenisondernemer naar het ziekenhuis om Johannes op te halen. “Ik had een plekje op de gang ontdekt waar ik zicht had op de aula, waar Johannes opgehaald zou worden. Zo zag ik een zwarte begrafenisauto aan komen rijden. De begrafenisondernemer ging de aula in en kwam weer naar buiten met een klein wit kistje onder z’n arm. Nadat hij het kistje in de te grote zwarte auto had gezet, reed hij weer weg. Daar, op die plek, zag ik voor het eerst en laatst iets van mijn kindje. Ik heb een hele tijd achter het raam gestaan, zonder dat de begrafenisondernemer wist dat ik zijn moeder was.”

Doolhof zonder uitgang

De begrafenisondernemer begraaft Johannes samen met Willies man, maar zónder Willie. Zij ligt op dat moment nog in het ziekenhuis. “Toen ik na tien dagen weer naar huis mocht, zijn we gelijk naar de begraafplaats gegaan. Maar daar aangekomen, kon mijn man het grafje niet meer vinden. Het had namelijk in de tussentijd veel geregend. Ik voelde me enorm gefrustreerd. Dat moment was de eerste grote strubbeling tussen mij en mijn man.”

Niet veel later volgt opnieuw een botsing tussen Willie en haar partner. “Na mijn thuiskomst wilde ik graag naar de babykamer. Maar toen ik de deur open deed, zag ik dat alles weg was. Mijn man had de spulletjes op zolder onder een deken gezet. Met alle goede bedoelingen, maar dat was voor mij opnieuw een pijnlijke ervaring. Achteraf gezien zijn er zoveel keuzes gemaakt die de mogelijkheid op een goede rouwverwerking in de weg stonden. Alles wat verkeerd kon gaan, is verkeerd gegaan. Maar ook ik wist toen niet beter.”

Ik deed alles om maar niet te hoeven voelen

In de dagen na thuiskomst, leeft Willie vooral in haar eigen wereld. “Het lukte me niet om de draad weer op te pakken. Ons dochtertje Marjolein was op dat moment drie jaar en een praatgraag meisje. Ik zorgde voor haar, maar had ook tijd nodig om mezelf te hervinden. Het voelde alsof ik in een doolhof terecht was gekomen en de uitgang niet meer kon vinden. Ik wilde weer gelukkig worden, maar wist niet hoe dat moest.”

Depressie

Ondertussen pakt ze alles aan om maar van huis te zijn. “Na de bevalling gunde ik mezelf geen rust. Zo mocht ik van mezelf - ondanks dat ik natuurlijk wel bevallen was - ’s middags niet naar bed. Ik vond dat ik niet verdiend had. Ik putte mezelf lichamelijk uit en gaf me op voor alles wat op mijn pad kwam. Ik deed alles om maar niet te hoeven voelen. Maar als iets verkeerd is in rouwverwerking, is dat het wel. Ik wilde mijn verhaal kwijt, maar dat kon niet. Vroeger werd daar niet over gepraat. Bovendien: niemand had ons kindje gekend.” Ook met haar man kan ze niet over hun verlies praten. “Hij zei: ‘We moeten niet blijven hangen in het verleden, we moeten verder’.”

Uiteindelijk belandt Willie in een depressie. “In die tijd heb ik echt naar God gezocht. Ik was Hem niet kwijtgeraakt, maar was het zicht op Hem wel verloren. Tijdens de bevalling van Johannes, wist ik dat Hij erbij was. En toen de predikant destijds in het ziekenhuis zei: ‘Willie, heb je er wel aan gedacht dat je kindje bij God is?’, was ik daar ontzettend blij om. Maar ik kon me niet voorstellen dat God het sterven van mijn kindje ten goede zou keren, terwijl uitgerekend die tekst uit Romeinen 8:28 telkens bij me terugkwam. Op een gegeven moment zei ik: ‘Heer, ik snap het niet. Ik weet het niet, maar die tekst is mijn houvast.’ Die woorden sprak ik puur uit vertrouwen, want ik had er geen idee van hoe Hij het ten goede zou keren. Inmiddels heeft Hij die woorden meer dan bewaarheid.”

Goddelijke balsem

Zo leerden Willie en haar man samen over Johannes te praten. “We waren niet ongelukkig samen, maar ik had wel een bepaalde boosheid naar hem toe, omdat we er niet over konden praten. Dat veranderde toen we samen naar de Nederlandse film Romeo keken. Na die film, die ook over een stilgeboren kindje gaat, moest hij huilen. Sindsdien is het geen onbesproken onderwerp meer.”

Het is belangrijk dat vrouwen (h)erkenning vinden en geholpen worden

Ook raakt Willie in verwachting van een tweede zoon: Jan Willem. “Het was heel spannend, want tijdens een eerdere vruchtwaterpunctie bleek het hartje niet goed te kloppen. Maar hij was helemaal gezond. Ik wist gelijk: God heeft Zijn belofte gehouden en hem gewild. Het voelde als goddelijke balsem. De komst van Jan Willem verzachtte ons verdriet enorm.”

Hemelkinderen

Begin 2018 besluit Willie haar verhaal - veertig jaar na dato - alsnog op te schrijven. “Tijdens het opruimen van mijn werkkamer vond ik een kaartje van een stilgeboren kindje. Ik kende het meisje dat zwanger was. Ik had al eerder een boek geschreven en toen ik dat kaartje vond, wist ik: ik ga mijn verhaal opschrijven. Ik wilde vertellen wat God heeft gedaan in ons leven.”

In het boek ‘Hemelkinderen’ staat niet alleen haar eigen verhaal, maar beschrijft ze ook de ervaringen van andere moeders. “Binnen zes weken was de eerste druk helemaal uitverkocht. Hoe is het mogelijk, een boek van een onbekende schrijver? Ik ben zó dankbaar voor alle wegen die God opent, want het is belangrijk dat vrouwen (h)erkenning vinden en geholpen worden. Wat dat betreft heeft God het meer dan goed gemaakt. Ik ben bijna dankbaar dat ik het heb meegemaakt.”

image007

En - alsof het zo moet zijn - vindt Willie een paar weken geleden alsnog het grafje van Johannes terug. “We hebben meegedaan aan een tv-aflevering van Ik mis je over Johannes. Naar aanleiding van een gemeentelijke brief uit 1993, dachten we dat zijn grafje geruimd was. Maar dat bleek dus helemaal niet zo te zijn. En dus stonden we een paar weken geleden na 42 jaar alsnog bij zijn grafje. Dat was zó bijzonder. Ik zei tegen God: ‘Wilt U Johannes vertellen wat hier allemaal gebeurt?” Willies stem breekt. “Dat God na zoveel jaar nog alle dingen ten goede mee doet werken, is echt overweldigend. Natuurlijk gaat het gemis van Johannes nooit over, maar ik ben heel blij dat ik weet dat hij bij God is. Hij is al op de plek van bestemming.”

Hemelkinderen, Scholten Uitgeverij, ISBN 9789492959751, €16,95.

Lees ook: Baby Mirre sterft 2 dagen na haar geboorte

De uitzending van 'Ik mis je' waarin Willie is te zien, wordt uitgezonden op zondag 15 november 2020 om 8.55 uur op NPO2.

Geschreven door

Janet Freriks

--:--