Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Zieke ds. Arie van der Veer vertelt over de psalmen

‘Juist die oude liederen zijn de voertaal tussen mij en God’

Terwijl echtgenote Ees vergeetachtig wordt, ziet hij zichzelf - voor de derde keer - geconfronteerd met uitgezaaide kanker. Ds. Arie van der Veer (81) beseft dat het einde nadert. “Weet je wat mij zo verbaast? Dat uitgerekend de psalmen die ik als kind heb geleerd, nu voortdurend in mijn gedachten komen.”

Deel:

Zijn gezondheidstoestand is zeer precair. En hij moet – meer en meer – mantelzorger voor Ees zijn. Toch reageerde hij positief op een interviewverzoek. “Probeer het maar op maandagochtend, om 11.00 uur”, appte hij.

In gevecht met mezelf

Ds. Arie, zoals EO-collega’s hem doorgaans noemen, zit die ochtend in gemakkelijke kleding achter zijn houten bureau in de studeerkamer. Samen met Ees woont hij op de vijfde etage van een modern appartementencomplex, pal naast de Milligersplas in Zwolle.

Hoe het met hem gaat? “Tja, hoe voel ik me?” Met een blik uit het raam: “Ik had het zwaar, dit weekend. We zouden uitgaan met de kinderen. Maar ik ben uiteindelijk niet gegaan. En waarom? Ik was in gevecht met mezelf en zag ertegen op.”

Ik begreep van het EO-secretariaat dat u vorige week wel een verrassend positieve uitslag kreeg?
“Ja. De tumoren waren nauwelijks gegroeid. Weet je wat zo gek is? Eind vorige week kreeg ik die uitslag van de dokter. Ik wist dat ik dankbaar zou moeten zijn. Daar heb ik ook over geschreven, op Facebook. Maar dat kwam meer uit mijn hoofd dan uit mijn hart. Terwijl het eigenlijk een wonder is. De dokter vertelde het me met een stralend gezicht, nota bene. Prachtig nieuws – maar ik kon niet blij zijn. Dat is zo gek. Wil ik dan dood? Nee, nee. Helemaal niet.”

U had zich mentaal al helemaal voorbereid op een nieuw traject van chemo?
“Inderdaad. Maar dat mocht dus worden uitgesteld. Is dat goed, of juist niet? De dokter weet het niet. Niemand weet het. Dus ik moet het echt in Gods handen leggen.”

Een EO-oncoloog

Hij zucht. “Je staat op een bepaald moment in je leven voor keuzes van behandelingen. Wat wel, wat niet? De oncoloog – ik heb een EO-oncoloog, want hij is EO-lid – kijkt naar wat in onze situatie het beste is. Het verrassende was in ieder geval dat we nu reden hadden om te zeggen: we beginnen nog niet aan een nieuw chemo­traject. ‘Elke maand zonder is meegenomen’, benadrukt mijn oncoloog. De PSA-waarden (PSA is een zogenaamde ‘tumormarker’, red.) waren gezakt, tot onze stomme verbazing. Dat gebeurt zelden. De uitgezaaide kanker die ik heb, in mijn middenrif, komen ze maar weinig tegen. Daar hebben ze niet veel ervaring mee. De kanker is niet weg, maar de situatie lijkt – op het ogenblik – redelijk stabiel.”

‘Nooit wat aan ’t handje’

“Zoals je misschien weet, was 2001 het jaar van mijn grote hartoperatie”, vervolgt hij. “Daarvoor was er eigenlijk nooit wat aan ’t handje. Maar sindsdien?” Zijn armen zwaaien omhoog. “Een opéénstapeling van ziekten. Een hartaanval. Kanker. Nog een keer kanker. Nu wéér kanker. En we hebben een zoon verloren, Peter, op 8 juni 2015.” Zijn blik rust even op de foto van zijn zoon, naast de monitor op zijn bureau.

Glimlachend: “Vroeger konden mensen weleens tegen me zeggen: ‘Jij hebt niks meegemaakt.’ Nou, dat kunnen ze nu niet meer zeggen. ‘We hebben een schat in een aarden vat’, schrijft Paulus. Die tekst, 2 Korintiërs 4 vers 7, koos ik voor mijn intredepreek in Zwolle, in 1972. Sinds 2001 ondervind ik aan den lijve hoe broos en breekbaar ik ben.”

‘Breekbaar, maar bruikbaar’, zei u in april tijdens de paasviering voor EO-medewerkers.
Hij knikt en wrijft even over zijn knie. “Mariniers volgen een loodzware training. Soms denk ik: misschien is het wel zo dat God al die narigheid in mijn leven gebruikt, zodat ik er mensen mee kan helpen. Door het bespreekbaar te maken. Door ze te bemoedigen als ze zich door God in de steek gelaten voelen, of geen antwoord krijgen op hun vragen. Elke dag probeer ik iets op mijn Facebookpagina te posten. Ik heb duizenden volgers, over de hele wereld... Ik vind het heerlijk om te doen. Mijn oncoloog heeft me ook op het hart gedrukt: ‘Blijf werken, dat is in uw situatie echt het beste.’ Ik preek niet meer, maar ik blijf schrijven. En – terug naar het thema – zingen. Juist die oude psalmen, die ik als kind heb geleerd, komen bij mij heel sterk naar boven in tijden van ziekten en tegenslag. Ze zijn de voertaal tussen mij en God.”

Weet u nog welke psalm de eerste was die u van uw ouders leerde?
“Nou, dan praat je over lang geleden, hè?” Hij denkt even na. “Nee, dat weet ik niet zeker. Waarschijnlijk ‘Opent uwe mond’: Psalm 81 vers 12, in de oude berijming. Mijn ouders gaven mij de liefde voor de psalmen mee, en leerden me zingen.”

Breekbaar, maar bruikbaar

U bent opgegroeid met de berijming van 1773?
“Inderdaad. Tot mijn 18e woonde ik in Vlaardingen. Thuis, op school, in de kerk en op zondagsschool zongen we psalmen uit de oude berijming. Aangevuld met de ‘enige gezangen’, achter in de psalmbundel.”

Die oude psalmen hebt u nog altijd paraat?
“Zeker. Neem Psalm 27 vers 7: ‘Zo ik niet had geloofd dat in dit leven, mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou.’ Dat is wel een tophit natuurlijk, om het maar even zo te zeggen. Maar nadat we eind vorige week de afspraak voor dit interview hadden gemaakt, heb ik me echt iets af zitten vragen…”

Namelijk?
“Hoe komt het nou dat in deze fase van mijn leven, en de omstandigheden waarin ik nu verkeer, uitgerekend psalmen uit die oude berijming steeds in mijn gedachten komen? Dat ik – bij wijze van spreken – onder de douche woorden uit 1773 sta te zingen?”

Is dat zo vreemd?
“Het verbaast me. Want het is iets uit mijn verre verleden. Wij zingen eigenlijk never, nooit meer psalmen in de oude berijming. Apart, toch? Hoe komt dat?”

Daar hebt u vast ook over nagedacht.
“Ik denk dat het er in ieder geval mee te maken heeft dat ze veel hebben betekend in mijn leven. Die psalmen zijn als het ware de jaren door met me meegereisd. Wat je als kind hebt geleerd, en toen misschien totaal niet begreep, kan later enorme zeggingskracht blijken te hebben. Wat – even los van de vertaling – in die psalmen staat, is natuurlijk ook geen onzin. Ze sluiten aan bij hoogte- en dieptepunten in het leven, de worstelingen die je als mens kunt hebben.”

Ze resoneren?
“Precies.”

Een bron

“Op de zondagsschool in Vlaardingen leerden we elke week één versje”, herinnert hij zich. “En op mijn lagere school, de Prinses Julianaschool, heb ik ook psalmen geleerd. Daar begonnen we volgens mij met ‘Zo zullen wij, de schapen uwer weiden, in eeuwigheid uw lof, uw eer verbreiden’. Psalm 79, het laatste vers. Dus al die versjes van vroeger zijn in mijn leven nu een… Tja, wat? Een bron. Een bron waaruit ik put. Óf is het zo dat God me nu telkens een slok uit die bron te drinken geeft, waardoor ik verder kan? Het is allebei waar. Maar misschien vooral dat laatste. En die bron is, in mijn jeugdjaren, gevormd door psalmen in de oude berijming. Die heeft ook Ees als kind geleerd.”

Zingen jullie weleens samen een psalm?
“Momenteel niet. Maar dat hebben we inderdaad ook vaak gedaan.”

Specifieke personen

“Ik kom uit een bevindelijk nest, waarin niet-ritmisch werd gezongen”, zegt hij even later. “Op hele noten. Gedragen. Zoals ook mijn oma zong, mijn vaders moeder. En mijn ouders. Heel gek, die psalmen komen dus steeds bij mij boven. En nog iets: ik merk dat ik ze telkens koppel aan specifieke personen. Bij mijn oma denk ik bijvoorbeeld meteen aan Psalm 25 vers 8: ‘Zie op mij in gunst van boven; wees mij toch genadig, Heer! Eenzaam ben ik en verschoven, ja, d’ ellende drukt mij neer.’ En uit vers 7: ‘D’ogen houdt mijn stil gemoed, opwaarts, om op God te letten; Hij, die trouw is, zal mijn voet voeren uit der bozen netten.’”

En waarom denkt u direct aan deze psalm?
“Die had ze op haar lippen toen haar leven ten einde liep. Terwijl mijn opa doorging voor een bekeerd man, zoals dat heette, was zij iemand die eindeloos tobde met ‘de toe-eigening des heils’. Maar met deze psalm is ze – ook zo’n uitdrukking van toen – ‘tot ruimte gekomen’.” Hij petst drie keer met zijn vlakke hand op zijn voorhoofd. “Dat zit nog allemaal hier, hè?”

Is er ook een psalm die u aan uw opa koppelt?
“Dat was het merkwaardige: bij hem – levenslang ouderling – was het geen psalm in zijn stervenstijd, maar een gezang: ‘Jezus, uw verzoenend sterven blijft het rustpunt van mijn hart. Als wij alles, alles derven, blijft uw liefd’ ons bij in smart.’ Ook zo’n mooi lied.”

Gelezen en gezongen

“Ik zal je nog een voorbeeld geven van dat koppelen van psalmen aan mensen. Bij Psalm 73 denk ik aan mijn moeder. Ze is heel oud geworden, 92. Haar kerkbijbeltje lag altijd open bij die psalm. Vers 12: ‘’k Zal dan gedurig bij U zijn, in al mijn noden, angst en pijn; U al mijn liefde waardig schatten, wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten. Gij zult mij leiden door uw raad, o God, mijn heil, mijn toeverlaat; en mij, hiertoe door U bereid, opnemen in uw heerlijkheid.’ En wat hield ze ook van vers 13: ‘Wien heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog, op aarde nevens U toch lusten? Niets is er, waar ik in kan rusten.’ De bladzijde met die psalm was de enige die loszat: zó vaak had ze ’m gelezen en gezongen. Dat losse blaadje zie ik nog zo voor me.”

‘Dit moet op de kist’

Hij bukt zich en opent een lade in zijn houten bureau. Hij vist er een zwart mapje uit, met een houten kruisje op de voorkant. “Hier heb ik het scenario van mijn eigen begrafenis. Het draaiboek, plus allerlei andere papieren. En dit”, zegt hij terwijl hij een kruisvormig stuk hout uit de vensterbank pakt, “moet op de kist. Dit zwarte hout is gevonden in onze wijk, Stadshagen. Zeker 2000 jaar oud. Er is een kruis van gemaakt. Er was hier ooit een grote overstroming, waarbij bomen onder het zand zijn gekomen. Daarvan is dit hout afkomstig. Tegen mijn kinderen heb ik gezegd: ‘Ik wil dat dit kruis straks op mijn kist ligt.’ Maar als-ie in het graf gaat, mogen ze het kruis er weer af halen.”

Waarom wilt u dat kruishout op uw kist?
Hij kijkt naar het kruis in zijn handen. “Om te laten zien waaruit ik heb geleefd. Waaruit ik heb gepróbeerd te leven: het geloof in de gekruisigde en opgestane Jezus.”

Mijn genade is u genoeg

Staan er in die map ook psalmen die gezongen zullen worden tijdens de uitvaartplechtigheid?
“Ik heb tegen de kinderen gezegd dat ze natúúrlijk een psalm mogen laten zingen. Maar ik wil niet dat zij en onze kleinkinderen straks met een mond vol tanden staan omdat ze per se de 1773-berijming moeten gebruiken. Die kennen ze helemaal niet. Psalmen in een nieuwere berijming zijn ook prima. Of andere liederen, bijvoorbeeld van Sela. Maar de kinderen weten dat de psalmen heel veel voor mij betekenen.”

Als ik vragen mag: welke tekst zou er wat u betreft op uw steen mogen staan?
“Ik denk aan Psalm 73, die ik als kind van mijn vader en moeder heb geleerd. Of die bekende tekst uit 2 Korintiërs 12: ‘Mijn genade is u genoeg.’ Dat is voor mij de kern.”

Beperkte hoeveelheid

“Weet je wat ik gisteren – zondag – nog dacht?” vraagt hij terwijl hij het mapje opbergt en het houten kruis op zijn bureau legt. “Er zijn 150 psalmen. Meer niet. Een beperkte hoeveelheid, om zo te zeggen. Maar die 150 werken nog steeds. Wat me soms verbaast, is dat er ieder jaar weer twintig nieuwe Opwekkingsliederen verschijnen, die vervolgens in de gemeente moeten worden aangeleerd. In hoeverre krijgen die geestelijke liederen werkelijk de kans wortel te schieten in je leven?”

Zoals de psalmen bij u wortel hebben geschoten?
“Precies. Als er steeds iets nieuws komt, beklijven de oudere minder. Dat kan toch niet anders? Misschien is dat ook wel een reden waarom juist die aloude psalmen bij mij zo sterk opkomen in deze fase van mijn leven.”

Is er ook een psalm in de nieuwe berijming die u bijzonder dierbaar is geworden?
“Die nummers ken ik minder goed, moet ik bekennen. Maar volgens mij is dat bijvoorbeeld een vers uit Psalm 33.” Hij plukt een exemplaar van het Liedboek van zijn bureau en bladert er wat in. Met opgeheven wijsvinger: “Dit is het. Vers 2: ‘Zingt al wie leeft van Gods genade, want waarheid is al wat Hij zegt.’ Of, vers 7: ‘Heil hem, die hoopt in vrees en beven op Gods genadig aangezicht.’ En: ‘Wij wachten stil op Gods ontferming.’ Ook heel mooi verwoord.”

Hoor ik hiernaast trouwens steeds een parkiet zingen?
“Parkiet? Welnee, dat is onze papegaai. Coco kan heel goed zingen. Als Ees en ik thuis Nederland Zingt kijken, zingt Coco met ons mee. Althans, hij probeert de melodieën na te doen.”

Ook die van de psalmen uit 1773?
Lachend: “Ik denk niet dat hij onderscheid maakt in psalmberijmingen. Zodra hij een lied hoort, begint hij te zingen. Ik denk trouwens dat hij die oude psalmberijming wel mooi vindt.”

Waarom?
“Vanwege het wat gedragen tempo. Snel, ritmisch, ligt hem minder. Loop maar even mee, dan kun je ’m zien.”

‘Hé, Coco!’

In hun zonverlichte woonkamer, met aan drie kanten uitzicht op de Milligersplas, staat Ees. “Hij wil even de papegaai bekijken, want hij hoorde ’m steeds fluiten”, legt ds. Arie uit. 

“Je moet hem inderdaad wel eventjes aaien”, zegt Ees, die naast haar man gaat staan. “Hoe oud is-ie al wel niet, Arie?” Hij: “Volgens mij al 28 – zoiets. Het is een grijze roodstaartpapegaai. Gisteravond, toen we al in bed lagen, was Coco nóg aan het fluiten. Prachtig...” Hij legt een hand op haar schouder. “Blijven zingen – zelfs in het donker.”

Arie van der Veer

Ds. Arie van der Veer (1942) studeerde theologie in Apeldoorn en diende als christelijk-gereformeerd predikant in Nieuwe Pekela en Zwolle. Van 1990 tot 2008 was hij EO-voorzitter. Hij presenteerde allerlei EO-programma’s (het radioprogramma De Bijbel Open presenteert hij nog steeds) en schreef diverse boeken. Op 8 juni 2015 overleed zijn oudste zoon en collega-predikant Peter plotseling. Ds. Arie is getrouwd met Ees en woont in Zwolle.

Arie van der Veer: 'Breekbaar, maar bruikbaar'
Arie van der Veer: 'Breekbaar, maar bruikbaar'. Credits: Jacqueline de Haas.

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--