Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Boer Endendijk en politica Thieme

Op de bres voor koeien

Hij heeft zijn koeien het hele jaar op stal, zij is een hartstochtelijk voorstander van koeien in de wei. Hij vindt de Nederlandse veehouderij toonaangevend richting het buitenland, zij juist niet. En zo verschillen melkveehouder Harmen Endendijk en fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren Marianne Thieme op nog meer punten van mening. Durven ze een ritje op de tandem aan?

Deel:

Harmen is aanvankelijk voorzichtig. “Een interview... nou ja, vooruit, dat moesten we dan maar doen. Ik ben wel benieuwd of er wat discussie met haar mogelijk is.” En ondanks haar drukke agenda vindt ook Marianne een gaatje voor een gesprek. “Ik voer dit soort gesprekken vaker en het bevalt me altijd goed. Je kunt over en weer vooroordelen wegnemen en ontmoet de mensen achter systemen. We hebben het snel over dé melkveehouderij, dé politiek, enzovoort, maar het zijn ménsen die dit vormgeven. Daarom is het altijd goed om met elkaar te praten. Dan merk je dat je elkaar op veel punten ontmoet. Ik heb er alle vertrouwen in dat dit ook nu zo is.”

Dierenwelzijn

Op weg naar een mooie plek om te fietsen en foto’s te maken, is de sfeer ontspannen. Marianne legt uit hoe de Tweede Kamer werkt, wanneer er debatten zijn en hoe ze op de hoogte blijft van al de onderwerpen die aan de orde komen. Intussen zien we buiten mooie, niet al te grote boerderijen. “Gezinsbedrijven,” bromt Harmen tevreden. “Ik ben een echte gezinsbedrijvenman. Ik zie liever tien bedrijven met vijftig koeien, dan één bedrijf met vijfhonderd dieren.” Marianne haakt vrolijk aan: “Helemaal mee eens, we gaan al dezelfde kant op!”

Wat de twee gemeenschappelijk hebben, is dierenliefde. Harmen: “We houden beiden van dieren. Marianne doet soms ferme uitspraken, ook waar ik het niet mee eens ben, maar ze staat ergens voor. Dat is mooi. Minder mooi is dat boeren soms negatief worden neergezet in de media, alsof ze niet goed zijn voor hun dieren. Daarom wil ik mijn kant van het verhaal vertellen. Ik stá echt voor de agrarische sector in Nederland. We zijn prima bezig hier en de meeste boeren doen hun uiterste best.” Het is volgens Harmen meer dan logisch dat boeren goed voor hun dieren zorgen: “Als je dat niet doet, produceren ze niet. Zo simpel is dat. De boerderij van mijn vader hoorde qua productie bij de beste van Nederland en wij hebben een mooie, bekende veestapel. We doen er alles aan om de dieren goed te verzorgen, zeven dagen per week. In de eerste plaats omdat we vinden dat het zo hoort, maar ook om de economie.” Marianne lijkt nog niet erg onder de indruk en vraagt: “Staan jouw koeien het hele jaar op stal?” Als Harmen knikt, komt Marianne op stoom. Zij en haar partijgenoten zijn fervent voorstanders van koeien in de wei. “Er moet weidegang zijn, dat is ook de mening van de overheid. Het punt is dat dierenwelzijn vaak wordt afgemeten aan de gezondheid van een dier. Maar dat is veel te beperkt gedacht. Een koe die altijd op stal staat, kan wel veel melk produceren, maar is niet in staat om haar natuurlijke gedrag te uiten.”

Airco in de stal

Is dat natuurlijke gedrag belangrijker voor het welzijn van een dier dan bijvoorbeeld comfort? Harmen: “Wij zijn van mening dat we onze dieren het beste kunnen verzorgen als ze op stal staan. We leggen ze in een dik strobed, ze hebben een ventilator boven zich en een airco. En ze hebben geen last van insecten. Vooral vliegen zijn in de zomer een verschrikking in het weiland.” Marianne schiet in de lach: “De natuur wordt altijd als een verschrikking gezien.” “Nou,” reageert Harmen, “je moet wel oppassen dat je natuur en dierenwelzijn niet met elkaar verwart. Dat eerste is wel wreder dan je haar nu voorstelt. Daar komt bij: een koe is een gewoontedier, die wil elke dag hetzelfde. Je moet een koe niet vermenselijken in de zin van: de koe heeft vandaag wel zin in een dagje zon of wat ander eten.” Marianne fel: “Niemand hier aan tafel wil een koe vermenselijken, maar we moeten hem ook niet ‘verdingelijken’, want dat is wat je doet. Een koe heeft ruimte nodig om een groepshiërarchie te bepalen. En dat ze vaststaan, betekent nog meer beperking!” Merkt Harmen iets van die beperking bij zijn koeien? “Nee, ze worden er juist gelukkiger van. Vooral de koeien die anders ondergeschikt zouden zijn in een kudde, hebben nu veel minder te lijden.”

Een eigen plek, geen stress, geen klauwproblemen, geen last van vliegen... dat klinkt wat betreft welzijn wel goed! Maar nee, vindt Marianne. “Dat is een vermenselijking van wat welzijn is. Men denkt dan: ‘Als een koe maar een aircootje en een lekker matrasje heeft, ben je goed bezig.’ Maar zo is het niet. Bij onderzoeken zien we dat als koeien de keuze hebben, ze kiezen voor weidegang. Altijd. Met mededogen en respect omgaan met dieren, betekent dus dat je ze niet opsluit, maar naar buiten laat gaan.”

Biologisch

Op het bedrijf van boer Harmen zullen de koeien niet naar buiten gaan. De vijf hectare grond van Harmen en zijn vader is niet toereikend voor beweiding door hun veestapel. Harmens ambities met zijn bedrijf liggen ook niet op dat vlak. “Mijn vader en ik zijn gek van de fokkerij. We fokken nog het zuivere Friese ras; die oude Friezen die wat gespierder en robuuster zijn. We hadden altijd zwartbont, maar afgelopen week kregen we een rood kalfje. Echt mooi. Ik geniet alle dagen van het feit dat ik boer ben en waardeer mijn leven enorm. Al had ik wellicht meer kunnen verdienen met mijn Wageningse studie.”

“Zou je biologisch willen gaan?” vraagt Marianne. “Dat zou ik misschien wel willen,” antwoordt Harmen, “maar ik kan het niet betalen. Omdat we maar weinig grond hebben, moet ik veel voer aankopen. Van het extra geld dat ik zou krijgen voor de biologische melk, kan ik gewoon geen biologisch voer en stro inkopen. Er wordt dus niet voor betaald.” Dat is Marianne met hem eens. “Het feit dat melk goedkoper is dan mineraalwater, vind ik een schande en onethisch. Dat gaat ten koste van boeren, dieren, het milieu en onze gezondheid. In de jaren zeventig besteedden we dertig procent van ons inkomen aan voeding, nu is dat nog maar elf procent. Een ei kost net zoveel als zestig jaar geleden. Consumenten hebben geld over voor dingen als een flatscreen-tv, maar als het gaat om wat ze in hun lichaam stoppen – producten die met bloed, zweet en tranen zijn geproduceerd – verwachten ze dat ze die voor dumpprijzen kunnen kopen. Het is echt te gek voor woorden.”

Verantwoordelijkheid

Marianne maakt haar punten met bevlogenheid. Hoe is die drive bij haar ontstaan? “Dat is een vraag die ik vaker krijg.” Lachend: “Het lijkt op: waar is het misgegaan? Het heeft te maken met mijn sterke rechtvaardigheidsgevoel. Wij mensen zijn bewuste wezens die keuzes kunnen maken die zo min mogelijk nadelig zijn voor andere mensen of andere levende wezens. Door de economie gaan we echter niet voor ethisch handelen, maar voor het grote geld.”

Een link met haar geloof legt Marianne niet; ze was al dierenbeschermer voordat ze gelovig werd. Voor Harmen geldt dat eigenlijk net zo. “Ik geloof in God, ben Nederlands-hervormd. Ik voel het als mijn plicht en verantwoordelijkheid om m’n dieren goed te behandelen. Maar of dat is omdat ik geloof, of dat het gewoon in me zit, als onderdeel van fatsoen en opvoeding... het valt samen, denk ik.”

Terug naar die lage prijzen voor ons voedsel. De vraag is of we het tij kunnen keren, en zo ja, wie dat moet doen. Marianne Thieme heeft daar wel ideeën over: “Dit doorgeschoten systeem is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de consument, overheid, tussenhandel en boer. Een lastig probleem is wel dat de Nederlandse consument voor slechts dertig procent afnemer is. Zo’n zeventig procent van onze zuivel en ons vlees gaat naar het buitenland en op de vraag daar heb je geen invloed. Dus zul je moeten ingrijpen, wil het niet ten koste gaan van boeren, dieren en het milieu. Het gaat wat betreft milieu- en klimaatbelasting niet goed met onze aarde. We zullen dus op een andere manier moeten omgaan met natuurlijke hulpbronnen en met dieren. Een idee is om maatschappelijk verantwoorde producten te bevoordelen met BTW-verlaging, en accijnzen te heffen op producten die we liever niet willen. Met die accijnzen kunnen we boeren helpen om over te schakelen op biologisch. De overheid moet daarin het voortouw nemen, de markt kan het niet alleen.”

Vlees

Harmen vindt biologisch boeren prima, maar voorziet een praktisch probleem: “Als we allemaal biologisch gaan voeren, melken of verbouwen, komen we op een gegeven moment land tekort om onze groeiende wereldbevolking te voeden.” “Dat is niet zo,” werpt Marianne tegen. “Heel Nederland kan biologisch produceren; daarmee zouden alle boeren die we nu hebben, een goede boterham kunnen verdienen. We zien dat de biologische veehouderij een gezonde tak is, die het kennelijk voor elkaar krijgt om, ondanks al die bulkproductie eromheen, te blijven bestaan. De omschakeling naar biologisch boeren is een onzeker moment; je weet niet of het gaat lukken. Maar het kán wel. Daarbij doet de vraag zich voor waar we ons veevoer vandaan halen. Ruim veertig procent van de wereldgraanoogst is bestemd voor veevoer. Nederland is een van de grootste afnemers daarvan. Dan denk ik: ‘Véértig procent van de landbouwgrond die verloren gaat aan veevoer!’ Als we dat land zouden inzetten voor eiwitrijke gewassen die direct voor consumptie bij mensen terechtkomen, zouden we 30 tot 40 miljard mensen kunnen voeden.” “Dat gaat niet werken,” stelt Harmen. “Wereldwijd neemt de welvaart toe en mensen willen nu eenmaal een stukje vlees eten.”

Wel is Harmen het met Marianne eens dat de vleesconsumptie minder zou kunnen. “Ik vind het een goed ideaal van je om te proberen de consument te bewegen minder vlees te eten. Dan neemt de productie vanzelf af. Maar ik vind niet dat je ze daartoe moet dwingen. Bovendien verplaats je dan het probleem. Dierenwelzijn staat in Nederland op een zeer hoog peil. Als je hier de sector gaat saneren terwijl de vraag blijft, gaat het buitenland gewoon meer vlees produceren, maar op een dieronvriendelijker manier dan wij doen. Zo werkt dat.”

Marianne is het daar radicaal mee oneens: “Het gaat om principiële keuzes. Daar komt bij dat de Nederlandse veehouderij niet de illusie moet hebben dat ze voorop loopt in dierenwelzijn. In Duitsland bijvoorbeeld is de biologische veehouderij veel verder. Het is bij de meeste Nederlandse boeren toch nog: groot, groter, grootst. Maar schaalvergroting, intensivering en nog meer melk produceren per koe, daar moeten we vanaf.”

Wat al te verwachten was: de twee worden het vandaag niet eens. Toch vinden ze op de valreep nog een overeenkomst: Harmen Endendijk en Marianne Thieme zijn allebei eigenwijs, en gaan tegen de stroom in als dat nodig is. En dat is goed, concluderen ze, “want,” zegt Marianne, “alleen dan kun je dingen veranderen en verbeteren.”

Tekst: Carola van Ruiswijk
Beeld: Gert-Jan van der Tuuk

Met dank aan Ridder Tweewielers, Nijkerk.

--:--