Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Ik ga later niet naar de hemel, ik zou niet weten wat ik daar te zoeken heb’

Geloof in een hemel kan bevrijdend en fijn zijn, maar het kan ook verlammend werken, schrijft Alain. Want de oplossing komt niet straks: ‘God wil dat ik me druk maak om het onrecht waaronder jij hier en nu lijdt’.

Deel:

‘Ik ga later niet naar de hemel, ik zou niet weten wat ik daar te zoeken heb’, zei een oude gereformeerde docent eens tegen mij. Ik schrok wel van die stelligheid, maar mijn interesse was gewekt. Wat hij bedoelde was: Gods grote toekomst waarover de profeten in de Bijbel spreken, bestaat uit een nieuwe hemel én een nieuwe aarde. Die hemel is voor de vogels en de engelen, die aarde is voor ons. Onze voeten zijn gemaakt voor de grond en we hoeven niet de lucht in te zweven. Zelfs niet in een verre apocalyptische toekomst.

Geen vleugels, maar beenspieren

Die gedachte hoorde ik later terug bij wiskundeleraar en schrijver Kester Brewin. Hij schreef het boek Getting High, waarin hij ons de simpele vraag stelt: als je een superkracht zou mogen uitzoeken, welke kies je dan? De meeste mensen zullen voor ‘vliegen’ gaan. Dat willen we allemaal kunnen. Volgens Brewin verklaart dat waarom de mensheid vliegtuigen en ruimteschepen is gaan bouwen, maar ook waarom mensen drugs gebruiken. Even de werkelijkheid ontstijgen. Het verklaart waarom we onze mobieltjes constant toestaan om onze aandacht naar de cloud te verplaatsen, en waarom velen gevoelig zijn voor een vorm van religieuze extase. ‘U tilt mij op! Dan zweef ik op de wind!’

Al die manieren om ‘high’ te worden zijn uiteindelijk uitvluchten uit je aardse verantwoordelijkheid. De wereld is een oefenplaats en staande blijven is moeilijk, maar de oplossing bestaat er niet uit dat je vleugels krijgt, maar dat je beenspieren kweekt. In het Hebreeuwse scheppingsverhaal heet de mens Adam en de aarde Adama, en we zijn door God uit de klei getrokken. Zozeer zijn we verweven met die ronde bol waarop we leven. In het verlengde daarvan is het koninkrijk van God waarover Jezus vaak sprak (ook al noemt hij het soms het koninkrijk der hemelen) iets dat niet in de lucht wil blijven hangen. Het moet landen en gestalte krijgen op deze aarde.

De aarde is geen vervangbaar gebruiksvoorwerp

Deze gedachten klinken misschien als vrijblijvende theologische omdenkerij, maar zijn dat absoluut niet. We zitten midden in een pandemie, maar er dient zich allang een volgende en grotere crisis aan: die van het klimaat. Het doet nogal wat met je omgang met de aarde als je denkt dat we vroeg of laat toch wel vleugels krijgen en hier wegvliegen. Of het nou in een ruimteschip is, of gedragen op Gods adelaarsvleugels… We moeten nooit gaan denken dat de aarde een vervangbaar gebruiksvoorwerp is, iets waarvan wij kunnen opstijgen zodra het ons te heet wordt onder de voeten.

Dat is het eerste gevaar van hemelgeloof: dat je het heil naar boven verplaatst en omhoog staart, terwijl er voor je neus van alles te zien en te doen is. Het tweede gevaar van hemelgeloof is dat je het heil naar de toekomst verplaatst en aan straks denkt terwijl het nu juist je aandacht vereist. Je kunt elke vorm van lijden en onrecht bagatelliseren door te zeggen dat er ooit een grote troost zal volgen. Soms is dat fijn – God weet dat ik jou alle uitzicht gun als je een geliefde bent verloren of slachtoffer bent van de toeslagenaffaire of huiselijk geweld. Vaak is het juist ook verlammend – God wil dat ik me druk maak om het onrecht waaronder jij hier en nu lijdt.

Koninkrijk op deze aarde

Op een dag las ik bij christelijke rouwdeskundige Wim ter Horst dat berusting een antichristelijke houding is. Een christen zou volgens hem ‘nee’ moeten zeggen tegen leed, in plaats van erin te berusten, en moeten volhouden dat het niet zo hoort. Ook die gedachte is me altijd bijgebleven. Het doet me denken aan het beroemde borduurwerkje waarmee gelovigen elkaar en zichzelf troosten. Aan de achterkant ziet een borduurwerkje er chaotisch en willekeurig uit, maar als je het van de voorkant bekijkt (vanuit de hemel, vanuit later, vanuit God) zie je een prachtige afbeelding. ‘Schijnen mij Uw wegen duister, zie, ik vraag U niet waarom, eenmaal zie ik al Uw luister, als ik in de hemel kom.’

De vraag is echter of we moeten willen dat onze waaromvragen worden gestild. Nee, zegt rabbi Jonathan Sacks. Hij wijst erop dat Mozes zijn gezicht bedekte omdat hij niet naar God durfde te kijken. Waarom durfde Mozes dat niet, vraagt de rabbijn zich af? Wel, als hij dat hemelse perspectief zou leren kennen, zou het ten koste gaan van zijn mens-zijn. Mozes is bang dat hij goddelijke kennis opdoet waardoor hij ineens begrijpt waarom er onrecht en onderdrukking is – maar dat wíl Mozes helemaal niet weten. Want het zou hem ‘beroven van het ene dat hij tot in zijn botten voelt en dat hem tot de leider maakte die hij was: zijn woede bij het zien van onrecht. Als het aankwam op goedheid en genade werd Mozes geïnspireerd door de hemel. Maar als het om gerechtigheid ging, verkoos Mozes de menselijke blik boven de goddelijke.’

Dat vind ik een prachtige houding. We moeten niet richting de hemel turen om aan deze aarde te ontsnappen. We moeten niet naar de hemel afdwalen, omdat we het hier en nu al hebben opgegeven. Onze blik moet alleen op de hemel gericht zijn om het hemelse koninkrijk te kunnen zien waarop onze God-gegeven aarde zo snel mogelijk moet gaan lijken.

afbeelding
afbeelding.

Geschreven door

Alain Verheij

--:--