Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Kerstverhaal

'Kerstgroet van een stille aanbidder'

Dat het buiten stevig regent, kan Vladimir wel zien aan de natte jassen van de voorbijgangers. In de omgekeerde zwarte hoed ligt nog maar een handjevol muntjes. Vladimir besluit één van zijn kersttoppers in te zetten. ‘De herdertjes lagen bij na-ha-hachte.’

Deel:

De klanken van zijn accordeon klinken door de kille gangen van het metrostation. Maar zelfs dit werkt niet op deze kerstavond. Voorbijgangers schuiven in drommen voorbij, diep weggedoken in hun warme jassen. Slechts een enkeling doet een greep in zijn jaszak naar wat losse muntjes, maar daar blijft het bij. Het is inmiddels tegen zevenen en de avondspits loopt ten einde. Hij kan beter eerst wat te eten gaan zoeken. Straks zal het weer drukker worden met publiek voor de Schouwburg. Vanavond staat Hamlet op het programma, volgens de grote poster op de muur tegenover hem. Shakespeare! Hoe lang is het geleden dat hij naar het oude theatertje in zijn geboortestad ging? Een tiener was hij nog. Op school hadden ze Hamlet gelezen. Toen de uitvoering naar de stad kwam, was hij er met zijn vader heen gegaan. De spanning in de zaal was voelbaar toen de held uitriep: ‘To be or not to be, dat is de vraag! Wil ik mijn lot aanvaarden of ga ik het gevecht aan? Het zal een gevecht op leven en dood zijn.’ Bij zijn examen kende hij de woorden uit zijn hoofd, maar wat had hij er toen van begrepen?

Terwijl Vladimir zijn instrument in de koffer opbergt, piept zijn telefoontje. Een envelopje licht op: tekstbericht. ‘Kerstgroet van een stille aanbidder.’ Met een nijdig gebaar stopt hij het apparaatje in zijn jaszak. Wat moeten ze van hem? Zeker een flauwe grap. Of een actie van een kerk om meer bezoekers naar de nachtdienst te krijgen. Misschien één of ander datingbureau dat op zijn geld uit is? Geld heeft hij niet, en in aanbidders is hij niet geïnteresseerd. Vroeger had hij aanbidders genoeg. Op schoolfeesten dansten ze op de klanken van zijn accordeon. Maar sinds Nina definitief uit zijn leven vertrokken is, heeft hij geen vrouw meer in vervoering kunnen brengen. Of zou het iets met het kerstkind te maken hebben?
Vladimir bergt de munten zorgvuldig op in de binnenzak van zijn jas, zet zijn hoed op en loopt het metrostation uit. Een kille wind waait in zijn gezicht.

Het regent niet meer. De straten liggen na te glimmen in het licht van de lantaarns. Bij de uitgang van het station staat een Heilssoldaat bij zijn kerstpot. Vlak voor Kerst staat hij er elke dag. Over zijn arm hangt een stapel krantjes. Vladimir heeft er wel eens eentje gekregen. De foto’s vond hij wel aardig, maar de taal was een te grote barrière om de verhalen goed te kunnen lezen. Uitgedaagd door de vriendelijke groet van de man zegt Vladimir: ‘Ik heb een stille aanbidder. Had je niet gedacht hè, van zo’n ouwe vent.’
‘En dat op kerstavond. Pas maar op dat je haar niet tegenkomt,’ lacht de Heilssoldaat.
‘Ach, wie wil er nu een oude straatmuzikant die zit te treuren op de brokstukken van een veelbelovend leven?’ Vladimir kruipt diep in zijn kraag en wil alweer doorlopen, maar de man steekt hem een kaartje toe. ‘Mocht je haar tegenkomen, dan is het misschien leuk om met zijn tweeën te komen? Morgenochtend om half tien in de kerk om de hoek. Lekker eten en mooie muziek.’ Vladimir bromt iets onverstaanbaars en propt het papiertje in zijn jaszak. De kerk?! Als jongen wilde hij er nog wel eens heen gaan. En later als Valentina in het kerstspel speelde. Maar toen hij in de problemen zat, konden ze niets voor hem doen. Dus laten ze niet denken dat hij daar ooit nog komt!

De winkelstraat ligt er verlaten bij, maar de verlichting in de kerstbomen brandt feestelijk. Vladimir ziet zichzelf lopen in de etalageruiten. ‘Een stille aanbidder,’ mompelt hij hardop. ‘Stel je toch eens voor dat het echt waar is.’ Voor een grote etalageruit blijft hij staan om zijn spiegelbeeld te bekijken. Vier jaar reizen van loket naar loket is hem niet in de koude kleren gaan zitten. ‘Wat zegt u? Gestudeerd? Sorry, geen werk. U spreekt de taal onvoldoende.’ Vladimir kon ze op het laatst wel over de tafel heentrekken. Geen plaats in dit paradijselijke land. Alles voor niets geweest. Op een dag had hij zijn oude accordeon tevoorschijn gehaald en er zomaar wat op gespeeld. Het had even oefenen gekost, maar toen was het gevoel er weer. De oude Slavische klanken, de melancholieke dansen uit zijn geboorteland. Inmiddels had hij zijn vaste plek gevonden, in de gang van lijn 4 naar lijn 7. Van de opbrengst kan hij zichzelf net in leven houden. Sparen doet hij alleen met belminuten, om af en toe zijn oude moeder te kunnen bellen. Steeds hetzelfde gesprekje. Gaat het goed met hem? ‘Ja, het gaat goed, moeder. Het bedrijf heeft me inmiddels benoemd tot afdelingshoofd. Vanwege mijn bovengemiddelde prestaties. Ja, ik spaar goed. Als ik genoeg heb, kom ik terug. Zeker, moeder. Dan koop ik een mooi nieuw huis, met een badkamer en een tuin en komt u bij me wonen. We zullen elke dag lamsvlees eten en in het weekend gaan we naar de schouwburg of een concert. Nog even volhouden, moeder. Eerst nog wat extra verdienen, daarna zullen we het samen goed hebben.’

In de afvalbak achter een bakkerij vindt Vladimir een zak broodjes. Ze zijn over de datum, maar als je niet te kritisch bent, smaakt het nog prima. Hij duikt een donkere steeg in en haalt zijn telefoon tevoorschijn. Toch eens kijken of hij de afzender van het berichtje kan achterhalen. Je weet immers maar nooit. Vladimir is zo ingespannen bezig, dat hij vergeet voor zich te kijken. Plotseling ligt hij languit op de natte klinkers. Met een zware bonk valt de koffer naast hem neer. Een felle pijn schiet door zijn knie. Vladimir krabbelt overeind en vloekt binnensmonds. ‘Dat waren míjn benen,’ klinkt het naast hem. ‘Wil je nog een slokje? Je zult er al wel de nodige op hebben.’
Vladimir neemt een slokje uit de fles die hem wordt aangereikt en zakt op het stoepje naast een donkere gestalte neer. Die steekt hem de hand toe. ‘Ik ben Max. Je kunt je hand beter uitsteken dan ophouden, nietwaar?’
De hand voelt aan als perkament. ‘Maar als ik hem toch moet ophouden, dan doe ik er liever iets voor. Ik ben trouwens Vladimir.’
‘Deze wereld houdt niet van mensen die niets te bieden hebben. Ik zal mijn hand wel op móeten houden, wil ik niet doodgaan van de honger. Waar liep jij nou zo ingespannen naar te kijken? Je lijkt wel belangrijk!’
Vladimir kijkt hem spottend aan. ‘Ik heb een stille aanbidder. Ik kreeg een sms-je met een kerstgroet.’
‘Pas maar op dat je haar niet tegen het lijf loopt. Vrouwen willen van je houden. Dat is het begin van het gedoe.’
Nu Vladimirs ogen een beetje aan het donker gewend zijn, ziet hij dat Max ongeveer van zijn leeftijd is. Een reclamepetje op zijn uitgedunde haar, een lachje boven zijn onverzorgde baard. Vladimir biedt Max een broodje aan. Zwijgend spoelen de mannen het droge brood weg met slokken wijn.
‘Heb jij ook een aanbidder?’, vraagt Vladimir. Max aarzelt, maar geeft uiteindelijk toch antwoord. ‘Ik ben getrouwd geweest, maar ze heeft me eruit gezet. Drie jaar geleden nu. Dit, hè.’ Max zwaait met zijn fles. ‘Sindsdien ben ik zonder vaste woon- of verblijfplaats. Zo noemen ze dat op het stadhuis.’ Max lacht schamper om zijn eigen woorden. Hij laat de laatste druppels uit de fles in zijn mond lopen. Een klein straaltje gemorste wijn loopt in zijn baard. Met zijn vingers veegt hij het in zijn mond, terwijl hij een smakkend geluid maakt. ‘Is er een vrouw in jouw leven geweest?’
‘Ze ging zelf weg.’
‘Dan heb je toch nog een huis! Wat doe je dan hier op straat?’, roept Max niet begrijpend.
‘Dat heb ik dus niet, maar het gaat je verder niets aan,’ antwoordt Vladimir ontwijkend. Hij wil niet, hij zal niet, nee, Max gaat niet horen wat hij graag wil horen. Maar Max zet door.
‘Kom op, man! Ik heb het verteld, nu jij.’
Waarom Vladimir begint te vertellen, weet hij zelf niet. Is het de alcohol die naar zijn hoofd stijgt? Of zit er nog wel zoveel eergevoel in hem dat hij Max dit succesje niet gunt? Hij vertelt van voren af aan. Over het leven in zijn geboortestad, de winterse kou en de droge zomers. Over het goede leven aan de universiteit, de eerste gelukkige jaren met Nina en de geboorte van Valentina. Een broos meisje was het, maar vol levensvreugde. Haar heldere meisjesstem vulde de kleine flat met een vrolijkheid die hij tevoren niet kende. Eindeloos hadden ze op zaterdagen samen gewandeld in de parken van de stad en elke avond speelde hij voor haar op zijn accordeon. Toen ging het mis. Van de ene op de andere dag namen hevige hoofdpijnen bezit van de kleine meid. Hadden ze maar in dít land gewoond, dan zou alles anders zijn geweest. Maar Valentina stierf een week na haar tiende verjaardag. In kleine kring hadden ze haar begraven, in stilte, er werd geen woord gesproken.
Nina vond afleiding in haar dagelijkse bezigheden, maar Vladimir begon de stilte te koesteren. Aanvankelijk gaf hij nog wel korte antwoorden als hem iets gevraagd werd, maar na een paar weken waren zijn woorden op. Dagenlang staarde hij zwijgend uit het raam van de flat, tegen beter weten in wachtend op de terugkeer van zijn dochter. Pogingen van Nina om hem weer aan het praten te krijgen, liepen op niets uit. Hij gebaarde enkel wat met zijn handen, of schreef op een papiertje wat hij zeggen wilde. Acht maanden hield ze het nog bij hem uit. Toen viel op een dag de deur voor het laatst achter haar in het slot. Stilte daalde definitief over de lege flat. Tot ook Vladimir de deur achter zich sloot en het vliegtuig nam naar het land dat zijn droomland had moeten worden. Alles vergeten, helemaal opnieuw beginnen als een man zonder verhaal en zonder verleden.

Pas als Vladimir uitverteld is, valt het hem op dat het al even stil is naast hem. Max ligt onderuit gezakt op de koude stoep en is met een tevreden gezicht in slaap gevallen. Vladimir trekt een vuile deken over Max heen en hijst zijn koffer weer op zijn rug. De pijn in zijn knie is wat gezakt en behoedzamer dan net, loopt hij de steeg uit, in de richting van het verlichte plein.

Midden op het plein staat een grote kring mensen. Vladimir gaat op een bankje staan om te zien wat er aan de hand is. Een clown in fel gekleurde kleren en een oranje pruik houdt vijf kegels in de lucht. Koddig stampt hij rond op grote zwarte schoenen, struikelt over een diplomatenkoffertje en neemt de eigenaar flink te grazen. De man lacht voor de vorm, maar heeft er duidelijk geen zin in. De gesproken grapjes kan Vladimir wel verstaan, maar hij begrijpt ze niet goed. In dit land lijkt de humor alleen bestemd voor wie er geboren is. Als het weer begint te regenen, druipt het publiek af. De clown pakt zijn spullen in en gaat naast Vladimir op het bankje zitten.
‘Het is geen doen met dit weer,’ zucht de clown.
‘Je laat je toch niet door een buitje uit het veld slaan?’, reageert Vladimir. ‘Jij kijkt wel heel erg droevig. Een clown hoort te lachen, anders hebben we niets aan je. Er is al ellende genoeg op de wereld.’
De clown kijkt hem aan. De regen maakt van de schmink op zijn gezicht een warboel. ‘Het leven is één groot theater. Mijn rol is de clown die vrolijk moet zijn. Mensen lachen om mij, maar ik ben helemaal niet leuk. Het zijn de trucjes die het doen.’ De rode plak<00AD>neus wipt op en neer terwijl hij praat. ‘Ik wil mensen om zichzelf laten lachen. Ze nemen zichzelf te serieus.’
Vladimir hoort het relaas van de clown hoofdschuddend aan. ‘Jij bent clown. Jij moet gewoon raar doen en als de mensen lachen, is het toch goed? Dan hebben zij plezier gehad, en jij je geld. Wat wil je nog meer?’
De clown staart peinzend voor zich uit. Vladimir is nog niet klaar: ‘Ik dacht dat je een clown was, maar je lijkt wel een geestelijke. Daar zitten mensen niet op te wachten, vrees ik. En ik al helemaal niet.’ Vladimir raast verder. Over zijn geboorteland, zijn dochter en de kerk. ‘De priester kon er niets mee, met mijn verhaal. Toen heb ik besloten om niet meer naar de kerk te gaan. En nu zit er een geestelijke naast me, die vindt dat ik om mezelf moet lachen!’ besluit hij sceptisch. ‘Denk je werkelijk dat het helpt?’
De clown antwoordt met een vraag: ‘Wat maakt jou dan aan het lachen? Of lach jij helemaal niet meer?’
‘Ik heb een stille aanbidder. Dát is om te lachen!’. Het klinkt sarcastischer dan zijn bedoeling is, maar de clown lijkt het niet gemerkt te hebben.
‘Dan moet je een gelukkig man zijn, want dan houdt er iemand van je. Zou je die persoon niet beter willen leren kennen?’
‘Als jij weet waar ik zoeken moet.’

Als Vladimir terugkeert naar zijn vaste stek, zit het publiek al in de Schouwburg. Het metrostation ligt er leeg en verlaten bij. Een enkele reiziger haast zich naar een warmere plek om de kerstavond door te brengen. Er valt weinig meer te verdienen. De vraag van de clown spookt door zijn hoofd. Zou hij dat willen, iemand ontmoeten die van hem houdt? Pas op voor de liefde, had Max hem gewaarschuwd. Dat is het begin van de ellende. Vladimir pakt zijn telefoon en voor de zoveelste keer die avond spelt hij de woorden. Een stille aanbidder?! Kan er nog liefde voor hem bestemd zijn? Liefde zoals hij die gekend heeft? Zijn gedachten gaan terug naar die laatste kerstviering die Valentina zou meemaken. Ze speelde Maria in het kerstspel in de kerk. Nina had een mooie jurk voor haar gemaakt, want de moeder van Jezus mocht dan arm zijn, op het toneel moest ze stralen. Muisstil was het in de zaal, toen ze haar zinnetje had gezegd. Het enige wat ze moest zeggen. Wel duizend keer had ze het geoefend, staande voor de spiegel. ‘Hier ben je, mijn Zoon, voor alle mensen die jouw Vader liefheeft.’ Het spel ging verder. De herders kwamen, met lege handen. De wijzen, met grote cadeaus. Aarzelend drukt Vladimir op ‘antwoord’. Zijn vingers zijn stijf geworden van de kou. Onhandig gaan ze over de toetsjes: ‘Vertel me wie je bent. Kerstgroet van Vladimir.’

--:--